Ga naar de inhoud

Bombardement

BOMBARDEMENT 26 maart 1945


In maart 1945 varen twee schippers met hun schepen vanaf Genemuiden via de Dedemsvaart richting Klazinaveen om daar turf te laden, met de bedoeling die naar Genemuiden te brengen en daar te verkopen. Tenminste, als de mensen turfbonnen hebben! Zonder bonnen mocht er in de oorlog niets verkocht worden. Het ene schip, genaamd ”De Onderneming”, had als eigenaar schipper Tiemen van Dijk, terwijl het andere, de ”Hoop op Zegen”, van zijn broer Jan was. Zij zeilden elk met hun zonen, resp.  Wicher en Tiem, aan boord met een strakke wind richting Drente, waar zij naar twee dagen aankwamen. Er werd turf gekocht en de schepen geladen om dan weer via dezelfde route te gaan. Maar dat zat niet zo glad, want de wind was tegen. De beide schepen werden met mankracht uit de veenderijen naar Klazinaveen getrokken en daar werd een scheepsjager aangenomen. Dat was een man met een paard, dat schepen trok. Hij zou de beide schepen voor een bepaald bedrag naar Coevorden brengen. De schepen werden achter elkaar gebonden en zo ging het heel langzaam vooruit.

Tijdens de reis moest iedereen goed uitkijken of er ook Engelse vliegtuigen in de lucht waren, die de schepen wilden bombarderen. Dat was om elk vaarwater dat ook door de Duitsers werd gebruikt, te blokkeren. Zo moesten de schepen meerdere malen tegen de kant. Liefst onder een rij bomen, zodat ze vanuit de lucht niet zo goed te zien waren. In Coevorden aangekomen werd een andere scheepsjager gehuurd om de schepen naar Hasselt te brengen. Ze waren nog maar net op weg of er vlogen twee Engelse vliegtuigen zeer laag over. De scheepsjager gooide de lijn los, sprong op zijn paard en ging er in galop vandoor. Jan en Tiemen met hun beide zoons waren van boord gesprongen en onder in een droge sloot gaan liggen tot het gevaar voorbij was. Deze keer was het goed afgelopen. De scheepsjager kwam terug, de lijn werd weer aangespannen en zo ging het verder op weg naar Hasselt. Tot ongeveer één kilometer ten oosten van Balkbrug.

Van boord

Tiem, de zoon van Jan liep boven over de turgflast, steeds zijn oren gespitst of hij ook vliegtuigen hoorde. En ja, hij hoorde ze! Hij tuurde de lucht af en heel hoog zag hij twee Engelse jagers vliegen. Hij riep: ”Vader, naar de kant met het schip en er af!”, maar vader zei: ”Ik zie ze niet meer, het valt misschien nog wel mee” en voer door. Totdat Tiem, die hogerop stond, riep: ”Ze zijn gedraaid en duiken nu recht op ons aan.”  Op het laatste moment sprong de zoon met een lange stok aan de wal en riep met klem: ”Kom vader, kom!” En toen kwam Jan eindelijk.

De vliegtuigen vlogen in lengterichting over het kanaal in oostelijke richting, om de
schepen te beschieten.

Ze waren nog geen twee minuten aan de wal, of daar begon het bombardement. De vliegtuigen opende het vuur en vader en zoon lieten zich op de grond vallen. Ze lagen op een stuk omgeploegd land, in de lengte met de hoofden tegen elkaar. De bommen werden losgelaten en kwamen op het schip en op het omgeploegde land terecht. Tegelijkertijd ratelden de mitrailleurs. Het was een vreselijk geluid. Toen het salvo over was, riep de zeventienjarige Tiem: ”Vader, vader, hoe is het met u?” Vader, die helemaal versuft was, zei niets. De jongen tilde het hoofd van zijn vader op en keek in een paar verwilderde ogen. ”Vader, hoe is het?” Toen zei Jan eindelijk: ”Met mij niets.”  ”Dan moeten we nu rennen”, zei de zoon, ”want ze komen weer terug!” Ongeveer veertig meter verder kwamen ze bij een brede, diepe sloot. Ze sprongen er allebei in en stonden rechtop tegen de walkant. Toen begon het tweede salvo. Het laatste vliegtuig hield één bom te lang vast en die kwam aan de andere kant van de sloot terecht, waar de mannen stonden en explodeerde daar.  ’t Is onvoorstelbaar dat er niemand geraakt is. Het plekje waar ze tegen de kant aan hadden gestaan kon je aanwijzen. Rondom was de aarde doorploegd van de bommenscherven en kogels. Alleen daar niet! Ze hebben dit ervaren als Gods beschermende hand over hen.

Troosteloze aanblik

Toen ze bij de schepen terug kwamen, zagen ze dat ”De Onderneming” al gezonken was. Hij was met drie voltreffers de grond in geboord. De ”Hoop op Zegen” dreef nog gedeeltelijk. Er was een bom in de kop van het schip en één in de turflast gevallen. Het voorschip was al gezonken. Het achterschip zakte langzaam naar de diepte.

Zinkende schepen in het kanaal De Dedemsvaart nabij Balkbrug.

Wat er nog uit de roef te redden viel, werd er nog uitgehaald. De jas van schipper Jan, die altijd klaar hing om in tijd van nood mee te nemen, was deze keer blijven hangen. De portefeuille met geld zat in de binnenzak, maar er was een kogel dwars door heengegaan. ’t Was een troosteloze aanblik om zo je eigendommen te zien zinken. De zoon van de andere schipper was beneden in de roef toen de vliegtuigen naderden. Zijn vader had hem geroepen voor hij van het schip sprong, maar Wicher had het niet gehoord. Pas op het laatste moment vernam hij dat er iets gebeurde. Hij vloog naar boven, sprong in de roeiboot, kwam zo aan  wal en vluchtte aan de wegkant de landerijen in. Dit was aan de andere kant dan waar de bemanning van de ”Hoop op Zegen” in de sloot stond. De beide schippers gingen op geleende fietsen naar hun gezinnen in Genemuiden en de twee neven sliepen die nacht bij boer Roozeboom in Balkbrug, nadat ze er eerst warm gegeten hadden. Dank je wel, boer Roozeboom

Maar ze dankten bovenal de Heere, dat ze alle vier gered waren.

F. van Dijk Jzn.

error: Inhoud is beveiligd! ©HVAvereest