Het veenmoeras
In het jaar 1811 was het kanaal de Dedemsvaart al door het Katingerveld gereed gekomen en tot aan het Oosterhuizerveld, de Pol, bevaarbaar.“….
De vaart, dan reeds in 1811 tot zoover gebragt zijnde, had het punt bereikt, van waar de Katinger- en Oosterhuizer veenen beginnen. – Voor het oog van hem, die zich toen aldaar plaatste, breidden zich de veenen uit als eene oneffene oppervlakte, welker regterzijde aan de Hessenweg (weg Ommen – Hardenberg) paalde, welker linkerzijde aan de heidevelden van Drenthe grensde, terwijl hij in het verschiet de torens van Heemse, den Hardenberg en Koevorden zag opblaauwen. Woest lag deze geheele onafzienbare oppervlakte, bedekt met de schrale heideplant, en in de laagte met water, hetwelk, nergens eenen uitweg vindende, daar meerstallen vormde.
Geen weg of voetpad had ooit over deze veenen geleid; slechts de stoutmoedige jager, die het wild in deze schuilhoeken opzocht en de herder die zijne schapen de enkele sobere grashalmpjes deed zoeken, welke tusschen de heide groeiden, hadden dezen bodem betreden. Hier en daar werd nu en dan een enkel plekje geboekweit …”
Aldus staat deze beschrijving van het veenmoeras beschreven in het bijvoegsel van de Leerrede van ds. G.H. van Senden bij de inwijding van het kerkgebouw van de Hervormde Gemeente aan de Dedemsvaart.
Detail van een oude kaart van Overijssel uit 1846.
Een zandrug
In de veenmoerassen waren vroeger een aantal zandruggen aanwezig. Zo’n zandrug werd een “haar” genoemd. Wij kennen in de veenmoerassen ten noorden van Ommen enige hoger gelegen gebieden: Witharen, De Haar en De Belt. Zowel Witharen, De Haar, als De Belt zijn niet alleen verhogingen in het toenmalige landschap, ook nu nog zijn ze in het land te herkennen. Deze genoemde drie zandruggen waren aan elkaar verbonden en vorrnden min of meer een halfronde cirkel. Aan de oostzijde van deze hogere gebieden lag het veenmoeras met de latere Dedemsvaartse verveningen. Ten westen van het hogere zandgebied van De Belt lag het, pas jaren later ontgonnen, lager gelegen gebied van de Maatschappij van Grondcrediet. De naam Maatschappijwijk herinnert nog aan deze Maatschappij. Op een hoogtekaart is de hoogte van Witharen 7,5 m. (boven NAP), De Haar 9,1 m., De Belt 7,5 m., het Ommerkanaal 6,5 m. en de Maatschappijwijk 5,8 m. Om het waterniveau in de Maatschappijwijk op gelijke hoogte te houden als in het Ommerkanaal moest het westelijk deel van de Maatschappijwijk destijds omkaad worden. d.w.z. met kaden worden omgeven.
Een zandweg
Vanuit Ommen ligt er een weg naar het Noorden, op oude kaarten kan men lezen Ommensche Dijk, thans is dat de Balkerweg. Deze weg loopt via Witharen naar de Ommerschans en vandaar weer verder naar het Noorden om zich vervolgens te splitsen. De ene weg gaat via Den Huizen naar Oud Avereest en verder, de andere weg loopt via Den Kaat naar Zuidwolde en verder. De Ommerschans was bedoeld als militaire verdediging van het Noorden van Nederland.
Een opvallende bomengroep met eiken markeert decresten van een oude ruïne op de Belt.
Voor de individuele passant was de weg via de Ommerschans vroeger mogelijk wel veilig, maar kostte wel “tolgeld” voor mens en dier. Daarnaast kon het passeren van de Ommerschans best wel eens lastig zijn, met name als het onrustig was in de schans. Voor reizigers was een alternatieve route dan begrijpelijk. ‘s Zomers was er ten westen van de Ommerschans een zandweg, die bij droogte kon worden gebruikt.
Men kwam dan langs een tapperij met de naam het Zwaantje, een naam die later in 1855 nog is gebruikt voor een boerenplaats aldaar (nt. 1). Een andere route om de Ommerschans te mijden op weg naar het Noorden liep via Witharen, De Haar en De Belt, over een smalle zandweg, oostelijk langs de schans. In de veenmoerassen was zo’n zandweg alleen maar een voetpad met hooguit een karrenspoor. Anders dan de westelijk alternatieve weg om de Ommerschans heen, was deze oostelijk lopende zandweg flink wat langer, dus meer een omweg. Maar deze oostelijke route was door het gehele jaar heen langer te gebruiken, daar deze zandweg juist wat hoger gelegen was. Het ligt dan voor de hand dat er toen tertijd, halverwege deze ruime omnweg, een klein/eenvoudig café zal zijn geweest. Misschien was het alleen maar een “stille” knijpe, een tapgelegenheid. Trouwens, géén tol betalen en langs een “stille” tapgelegenheid komen, lijkt een verleidelijke route voor reizigers en passanten; een dergelijke omweg is het overwegen waard. Bij zo’n tapgelegenheid (meestal behorende bij een kleine boerderij stonden vaak nog een aantal boerenwoningen; in de moeras- en veengebieden waren dat meestal boekweitboeren. Naar De Haar en De Belt liep vanuit het boerschap van de marke Arriën ook nog een dijk, de zgn. Schapendijk. Dit is overigens een andere dijk, dan de Schapendijk in de Driehoek.
Historische namen
Op de 17e eeuwse kaart van Ten Have staan de namen van Witharen, De Haar en De Belt niet genoemd. Daar staat echter de naam Struijck-bult vermeld. De kaart van J. van Alberdingh uit het jaar 1681 vermeldt de naam Hare voor de bovengenoemde zandruggen als geheel. In die tijd stond er een redoute ten oosten van de Ommerschans op deze Hare. Zowel op de kaart van Overijssel (1846) in de Grote Historische Atlas van Nederland, deel 3 Oost-Nederland, als op de plattegrond van de Gemeente Avereest van 1807 komt de naam “Smitje” voor. Op de latere plattegronden wordt de naam Smitje niet meer genoemd, maar wordt het zandgebied De Belt genoemd. Het gedeelte Witharen en De Haar valt onder de Gemeente Ommen, het hoge zandgebied van De Belt viel onder de voormalige Gemeente Avereest, nu Gemeente Hardenberg. Juist het gebied De Belt heette op de vroegere kaarten Smitje. De Belt grenst ten oosten aan het Derde Blok en ten noord-westen aan het Vierde Blok en aan de boekweitvelden van het Ommerveld en ten zuiden aan het Arriërveld.
Situatie 19e eeuw locatie Smitje, opgesteld naar gegevens kadaster.
Smitje
Over de naam Smitje weten we weinig (nt. 2). Of er een smid heeft gewoond in de 19e eeuw is niet bekend. Het verkleinwoord Smitje i.p.v. smid kan evenwel duiden op een andere functie dan het uitoefenen van een beroep. Het kan best zo zijn dat een ”stille” tapgelegenheid de naam Smitje droeg en daarmee de naam aan die zandhoogte heeft gegeven. In het archief van de marke Arriën komt de naam Smitje voor als “Smitjeshuizen”. Bij de ontginning van het nog niet verdeelde gedeelte van de marke Arriënin 1846 blijkt er een weg naar de Smitjeshuizen te bestaan. Helaas is het ons niet bekend waar de hierbij verder genoemde wegen/dijken precies hebben gelegen.
De markevergadering van de marke Arriën: …. Overwegende dat het de Ommermarke voorkomt, dat alvorens tot die verdeling over te gaan, gemaakt behoren te worden de navolgende wegen als:
1e. Een weg vanaf de Hessenweg langs de Stegerscheid en langs de Driehoek
tot aan de waterleiding schietende in den Driehoek en lopende langs
bovenveen (?).
2e. Een weg lopende van het oosten naar het westen dwars door de te verdelen
percelen op de hoogte van de zogenoemde haartjes.
3e. Een weg (…) van de Tradijk (nt. 3) langs de waterleiding van de Driehoek
tot aan de Driehaar.
4e. Een weg lopende tevens van de Tradijk tot aan den Altendijk.
Terwijl zullen moeten behouden worden:
a. de Altendijk;
b. de Tradijk;
c. de weg lopende over Witharen naar / tot Ommen en die van den Altendijk
naar de Smitjeshuizen.
Overwegende dat, om de verdeling volgens het voorzeide plan tot stand te brengen ….etc.”
Welnu, de naam Smitjeshuizen wordt hier gebruikt om een locatie aan te geven, zoals op de oude kaarten de naam Smitje.
De weg langs Smitje
Vanaf de tijd dat de Dedemsvaart was gegraven en de turfgraverij op ging kwam in de jong e veenkolonie, vestigden er zich mensen. Het westelijk gedeelte van Dedemsvaart viel onder de Gemeente Ambt-Ommen; dat was het gebied van de noordelijke gedeelten van de marke Arriën en de marke Stegeren (nt. 4). Voor huwelijken en het doen van aangifte van geboorten of overlijden moesten de bewoners van Dedemsvaart naar Ommen. De weg die toen tertijd meestal lopende werd afgelegd, liep over Balkbrug, Ommerschans en Witharen naar Ommen; een omweg. Veel korter was de weg via Smitje naar Ommen. Deze werd voor de bewoners van de veenkolonie Dedemsvaart meer en meer de vaste route. Er waren twee mogelijkheden naar Smitje en daarna verder naar Ommen: Ten eerste via de Pol, de zandweg en langs de oude redoute naar Smitje, ten tweede langs de Hoofdwijk door Arriën, het latere Ommerkanaal, dat destijds tot aan de Brandshoeve reeds was gegraven en dan naar Smitje en verder. De eerst genoemde weg was vanzelfsprekend eerder in gebruik dan de tweede. Logisch dat er bij Smitje een klein kroegje was, een rustpunt onderweg naar Ommen. Echter in 1837 kwam de vergrote Gemeente Avereest tot stand en raakte de weg langs Smitje als vaste route voor de gemeentelijke administratieve zaken te Ommen in onbruik. Al met al kunnen we vaststellen dat in de periode tot het jaar 1837 de weg langs Smitje frequent in gebruik is geweest. De naam Smitje bleef nog lange tijd bestaan.
Smitjeshuizen
Op De Belt waren twee huizen die in aanmerking komen voor de naam Smitje.
Belde huizen stonden nog niet vermeld op de kadastrale atlas van 1832. Toch is het niet onmogelijk dat ze er al voor die tijd stonden, de kadastrale opmetingen vonden immers ruim voor het jaar 1832 plaats. Belde huizen stonden dichtbij elkaar. Wellicht zijn beide huisplaatsen omstreeks 1825 aangekocht van Baron Van Dedem, want in dat jaar was Van Dedem in financiële problemen gekomen en had hij het kanaal de Dedemsvaart aan het Rijk verkocht (nt. 5). Het meest noordwestelijk gelegen huis van de twee was van de heer Willem Tobias, te Zwolle. Waarschijnlijk kende Tobias de families Van Marle en Van Dedem. Willem Tobias stamde uit een oud Zwols burgemeestersgeslacht. In het huis van Willem Tobias woonde de pachter Anthonie Doevelaar (nt. 6). Dit huis is thans een ruïne geworden, zie verder.
Roelof Veningen was eigenaar van het huis Smitje. Hij woonde zelf in dit eerste stenen
huis te Dedemsvaart, aan de Hoofdvaart.
Het tweede huis op De Belt stond zuIdoostelijk aan de zandweg en was van Roelof Veningen, vervener, veenbaas en bierbrouwer te Dedemsvaart. Roelof Veningen woonde aan de Hoofdvaart recht tegenover de uitmonding van de Hoofdwijk van Arriën, toen ook wel genoemd Wijk van Veningen (nt. 7). Bewoner van het huis van Roelof Veningen op De Belt was Harrn Hendriks Bru(i)nemeijer, geb. 1786 (nt. 8). Harm woonde in 1819 reeds in Avereest, want dan geeft hij daar de geboorte van zijn zoon Hendrik aan.
Enige jaren later, in 1824, blijkt hij in het toenmalige gebied van Ambt- Ommen te wonen. In 1837 ging dat gebied over naar de vergrote Gemeente Avereest. Arm Hendriks Bru(i)nemeijer staat vermeld op de lijst van bewoners die overgingen van Ambt-Ommen naar Avereest, huis 304. Voor de leverantie van drank kon men een beroep doen op Roelof Veningen, die een brouwerij had aan de Hoofdvaart. Maar het kan natuurlijk ook nog wel zijn, dat de naam Smitje een andere oorsprong heeft.
Een oude ruïne
Op de Belt bevindt zich thans temidden van oude eikenbomen, achter op het land van de landbouwer B.H. Fix, een ruïne of eigenlijk kan men beter spreken van restanten van een ruïne. Het zijn slechts de overblijfselen van de fundamenten van een voormalig huis; de afmeting van dit huis was 10 x 15 m. Het huis is omstreeks 1950 door brand verwoest, als gevolg van blikseminslag. Het huis stond toen al leeg. De fundamenten zijn nu overwoekerd door planten en omringd door grote eiken. Die eiken zijn zeer opvallend in dat hoger gelegen gebied van De Belt. Voor zover bekend, was de familie Burema de laatste familie die daar heeft gewoond. Deze familie woonde eerder in de boerderij van de familie Fix aan het Ommerkanaal. Meer dan een halve eeuw geleden kwamen o.a. de volgende namen voor op de Belt: G.Klein sr., Brinks, Stoeten, Batterink, D. Tibben, Nijman, G. Klein jr. v/h Van Beesten, H. Hemme, J. van Goor, Smit (!), G. Veerbeek.
Tenslotte
Het gebied van De Belt is hoger gelegen dan de landerijen er omheen. Het was ooit een hoogte in het landschap met een eenvoudige zandweg. De oorspronkelijke naam in de 19e eeuw was Smitje. Het is al een eeuwenlang bewoond gebied. Naast oude landschappelijke elementen heeft het gebied zijn wijds en open karakter behouden.
HenkJan Krikke
Ignaath Simons
Noten.
1. De verdwenen oude zandweg, HVA 1998 nr. 4, blz 27.
2. Noch op de bewonerslijsten, noch in kadastrale gegevens van het gebied
Smitje is er een duidelijke aanwijzing naar de oorsprong van de geografische
naam “Smitje”.
3. Een tra wordt in het woordenboek Van Dale omschreven:
a) open strook in het bos als afscheiding; vooral als brandgang en als weg.
b) door vee getreden pad, aangetreden pad door sneeuw, wagenspoor.
4. Wijkend Verleden, blz. 15 -16. J. Drent; Bijdrage, blz. 7 en 97.
5. J.Drent; Bijdrage, blz. 60 – 64.
6. Anthonie Doevelaar (geb. 1794) komt niet voor op de bewonerslijst van 1837.
Samen met zijn vrouw Johanna Huiting (geb. 1790) en vier kinderen:
Hendrika (1827), Jan Willem (1828), Hermanus (18.31 en Anthonie (1834),
kwam hij in 1837 in de Gemeente Avereest wonen. Daar werd nog een
dochter geboren, nl. Maria in 1837.
In 1850 kwam een 11-jarige schaapherder bij hen in huis wonen: Anthonie
Uitzetter uit Raalte en in dezelfde periode ook de 45-Jarige schaapherder
Cornelis Kooijman uit Reeuwijk. Wijkend Verleden, blz. 58.
De restanten van de ruïne wijzen op de locatie van deze woning.
7. Wijkend Verleden, blz. 51.
8. Bewoner Harm Hendriks Bru(i)nemeijer, geb. Lengerich (D.), woonde er
samen met zijn vrouw Annigje Klaas Prins (geb. 1786), afkomstig uit
Hoogeveen. In 1837 woonden bij hen in: Hendrik (1819), Anna (1827),
Gerrit (1930), Jantje (1833) en Jan ter Vaart (57 jr.).
Zijn eigen zoon Jan (Jan ter Vaart Brunemeijer) verbleef in 1937,
waarschijnlijk elders.
Bronnen en literatuur
– Met dank aan de familie B.H. Fix, de heren H. en H. Veerbeek en de heer R.J. Krikke.
– Grote Historische Atlas van Nederland. Oost-Nederland 1830-1855. Herdruk 1990.
– Gemeentekaart, Gemeente Avereest. Uitg. Suringar Leeuwarden 1867.
– Markeboek marke Arriën, 1846; in Historisch Centrum Overijssel (v/h RAO) Zwolle.
– J. Drent; Bijdrage aan de geschiedenis van de Gemeente Avereest.
Dedemsvaart 1978.
– P Makaske; Huize Paraat. HVA 1991 nr. 3, blz. 2 – 3.
– A. Piel; Feiten uit het verleden van Avereest. Avereest z.j.
– G.H. van Senden; Leerrede ter inwijding van het kerkgebouw aan de Dedemsvaart,
met bijvoegsels. Zwolle 1834, blz 58 – 59.
– I.C.J. Simons; Adressen, wijken en wijknummers in Avereest. HVA 2000 nr. 4.
– H.D.J.Krikke; De verdwenen oude zandweg. HVA 1998 nr. 4.
– H.D.J.Krikke; Het opzichtershuis. HVA 1999 nr. 3.
– Wijkend Verleden; Oude, historische en nog bestaande turfwijken en vaarten
in de gemeente Avereest. Uitg. HVA, Dedemsvaart 1999.