Ga naar de inhoud

Eekschillersschuur verdwenen

Tientallen jaren stond er een grote zwarte schuur aan de zuidkant van de Zwolseweg in Balkbrug. Vrij plotseling was dat bouwwerk, dat een onderdeel is geweest van de bedrijfsruimte van E. Pelleboer, toen hij nog veehouder was, verdwenen. In opdracht van de gemeente Avereest werd in het achter liggende gebied aan de ontsluiting van een woonwijk gewerkt. De schuur stond in de weg om de nieuwe ontsluitingsweg op de Zwolseweg uit te kunnen laten komen. Het meest noordelijke deel van de Eerste Schansweg kan daardoor nu worden afgesloten. De schuur werd daarom met de grond gelijk gemaakt. Een deel van de afbraak ging in vlammen op. Er zijn tenminste twee Balkbruggers, die herinneringen hebben aan die schuur, maar vooral aan een stuk voorbereidend werk dat later in het jaar in de schuur werd afgerond: het eekschillen. De broers Hendrik en Tieme Docter bleken graag bereid om er herinneringen over op te halen, hoewel Hendrik er eerst niet zoveel oren naar had. “Ik weet niet beter of die schuur stond er en ik ben intussen de 81 gepasseerd”, zo noteerden we als één van de reacties.

In archieven en bij verzamelaars komt men geen foto van de grote zwarte, uit hout opgetrokken schuur, tegen, hoewel er toch zeker zo’n veertig jaar werk van historische betekenis in en bij is uitgevoerd. Er werd eikeschors verzameld, gebroken en in grote jute zakken per schip afgevoerd naar de Brabantse Langstraat. In het begin van de dertiger jaren werd de eikeschors als looier van huiden tot leer verdrongen door een moderner en minder zware arbeid vergend middel.

Zwaar is het eekschillen zeker geweest. Hendrik Docter voelde er samen met zijn vijf jaar jongere broer Tieme aanvankelijk helemaal niet voor om nog eens over die tijd te praten. “Dat rotbos en die schuur, daar wil ik niet meer over praten”, was de eerste reactie. Toen er echter wel herinneringen werden opgehaald, gebeurde dat toch wel met een zichtbaar genoegen en afsluitend zei hij: “Het is ook wel een mooie tijd geweest”. 

Hendrik en Tieme zijn kinderen uit het gezin Docter, dat uit Nunspeet naar deze contreien kwam om met diverse andere Nunspeters het eekschillen te beoefenen. Het hele gezin ging mee naar het bos. Hendrik is ooit verteld dat hij als een baby van een half jaar al in de kruiwagen meeging. Zodra dat maar kon moesten de kinderen helpen bij het van de bast ontdoen van de eikestammen. De broers Docter werkten het meest in de bossen bij Echten, maar ook wel bij Zuidwolde,bij Vledder, Frederiksoord, enz. Het betekende een hele week wegblijven, van de vroege maandagmorgen tot de late zaterdagmiddag. Naar Echten was men bijvoorbeeld lopend 2, 5 uur onderweg. Docter senior heeft nooit gefietst, maar wel eens bij Tieme achterop gezeten. Men sliep in het stro bij een boer in de schuur onder zelf meegenomen dekens. Het eten werd in het bos gekookt, want veel tijd was er niet te verliezen om nog aan enig loontje te kunnen komen. Hendrik en Tieme herinneren zich de aardappels met capucijners en spekdobbeltjes nog maar wat goed.

De eekschillersschuur in Balkbrug.

Het was in de periode mei-juli, zodra het blad aan de bomen en struiken begon te komen, vroeg beginnen. Meer dan eens ging vader Docter al om drie uur in de morgen de schuur uit en dan moesten de kinderen ook meteen mee. Meer dan eens was men niet voor half tien – tien uur ‘s avonds terug. ‘s Middags mocht men dan een uur tussen de takken liggen. “We hebben toen vaak eieren gezocht in plaats van wat proberen te slapen”, zegt Hendrik. Waarom men zo vroeg aan de slag ging? “Hoe vroeger je erbij was, hoe beter de schil er af wilde”. Het schillen gebeurde tegen een blok of een stobbe en een gat in de grond. Men klopte met de botte kant van de bijl tegen de stam. Soms liet de bast na vier slagen los, maar er waren er ook wel eens acht nodig. “Het was ook meer een handigheid”, herinnert Tieme zich. De te schillen stammen waren van 38, 40 en 110 cm. lengte. Er werd overigens nooit gemeten en toch klopte het steeds. Vader Docter kapte het hout en de kinderen schilden. Ook de zussen van Hendrik en Tieme moesten daarbij helpen. En als er eens even werd gerust klonk al snel vaders stem: “Ik hoor weer niets”. In de tijd van het eekschillen moest er ook geld komen voor kleren in de winter, want dan werd er niet wat verdiend.
De schors werd in bossen te drogen gelegd en vervolgens naar de begin juli afgebroken schuur aan de Zwolseweg (die daar rond 1890 werd gebouwd) gebracht om daar op een gegeven moment te worden gebroken en in grote jute zakken te worden geschept, om vervolgens in schepen te worden geladen. Dat breken gebeurde doorgaans met een soort grote hakselmachine, maar tenminste één jaar moest men dat met de bijl doen en dat was extra zwaar.

Zodra het blad weer van de bomen en struiken viel, was het takkenbossen binden het volgende karwei. Er waren ook bossen takken, die bij het maken van dijken werden gebruikt. Daar kreeg men drie cent per stuk voor. Veel takkenbossen gingen er naar de bakkers, die er hun ovens mee stookten. Er zijn trouwens ook heel wat scheepsladingen afgevoerd. Er is tijdens het eikschillen en het takkenbossen binden weinig verdiend. Het ging vooral om de massa. “Het was soms rotwerk. Meer dan eens was er geen daguur te verdienen. Ik weet nog wel dat vader met de vuist op tafel sloeg bij Jan ter Haar (zoon van oud-wethouder Wolter ter Haar, naar wie in Balkbrug een straat is vernoemd) als het er om ging wat meer te verdienen”. Hendrik is in de bossen blijven werken in dienst van Staatsbosbeheer. Dat deed Tieme aanvankelijk ook, maar hij pakte sindsdien heel wat andere soorten werk aan. De tijd van de pikzwarte handen vanwege het sap in de eikebast – “het was niet meer schoon te krijgen en je schaamde je als je in die tijd naar een feest moest” – en het goed uitkijken om niet door de adders te worden gebeten – “het siste doorlopend, maar we zijn nooit gebeten”- ligt al weer bijna zestig jaar terug. (dit artikel is geschreven in in 1988!).  Hendrik herinnert zich de schuur nog het best omdat hij mee dan eens tijdens het teren druppels van dat goedje op zijn huid kreeg, die erg inbrandden. Op de houtwal naast de schuur hebben ze amper gewerkt. Soms gaf het werk in en buiten de schuur aan zo’n 45 mensen verdienste, zodat het wel een bedrijf is geweest dat zeker in die tijd telde.

Willem Wind

error: Inhoud is beveiligd! ©HVAvereest