Mijn verhaal begint na de oorlog, in 1945, als vijftien jarig meisje na de uitbundige viering van de bevrijding. Na de lagere school bij meester Van Zuiden ben ik naar de Huishoudschool gegaan (dus tijdens de oorlog). Daar heb ik helaas niet zoveel geleerd, omdat er geen materiaal was om daar iets van te maken. Als de bommenwerpers boven de Lichtmis waren werden wij naar huis gestuurd; voor mij was dat Buurtweg no. 1, daar ben ik ook geboren. In de volksmond werd het ook wel “Het rode pannendorp” genoemd, maar ik denk er met veel plezier aan terug.
Als je vijftien jaar was, was je niet meer leerplichtig. Dat betekende: Zo gauw mogelijk geld gaan verdienen! Dat konden ze thuis (met acht kinderen) goed gebruiken. Mijn eerste baan kreeg ik bij “Wena”, een puddingfabriek in Dedemsvaart. Na enkele maanden kon ik geen pudding meer zien. Vervolgens ging ik met mijn buurmeisje en nog steeds mijn vriendin, Antje Vogelzang, naar “Delana”. In de “Dedemsvaartsche Courant” vroegen ze personeel. Een prettige bijkomstigheid was: Je kreeg een jurk! Samen gingen wij erop af. We kwamen thuis met een baan en een jurk en met ons heel veel meisjes uit Dedemsvaart en omgeving.
N.V. “Delana” aan de Rollepaal te Dedemsvaart.
Naar “Delana”
De eerste dag vroeg op en vol goede moed, ongeveer één uur lopend naar ons werk. We hadden geen fiets. Bij winterdag, als het glad was, gewoon een half uur eerder uit je bed want, als je te laat op het werk was kreeg je een boete. (zie het loonstrookje). We werden achter een naaimachine gezet en moesten laten zien of we wel netjes recht konden naaien. De verdiensten waren zesentwintig cent per uur. Na twee dagen werd ik achter de naaimachine weggehaald. De cheffin zei: “Met dat Bakkertje wordt het niets, die ziet alle vogeltjes nog vliegen.”
Ik werd achter een heel oude stopwolmachine gezet. Daar werden de kaartjes met wol gemaakt, die bij ieder artikel geleverd werden, zodat je, als er iets stuk was, dat zelf kon repareren. Achter deze machine zat ik op de goede plaats. Ik had het kunstje snel te pakken en zat luid zingend achter de machine.
Naast mij was de inpakafdeling, waar Harm Siegers en Bonne Jansen werkten. Daar zat je dan als vijftienjarige, maar we hadden veel plezier samen. Soms werden er de nieuwste moppen verteld, waar ik totaal niets van begreep. Over de bloemetjes en de bijtjes was mij nooit iets verteld. Wel werd er altijd gezegd als je ergens naar toeging: “Goed oppassen hoor!” Maar waarvoor? Daar moest je zelf maar achter komen. Dat is later overigens ook prima gelukt!
Poëziealbum
De samenwerking met de mannen was uitstekend. Dat blijkt ook uit een gedichtje uit mijn poëziealbum.
We zagen een lief meisje zitten, die maakte kaartjes bij de vleet.
Ze houdt van zingen en dansen, en goed praten kan ze ook.
Ook houdt ze wel van jongens, die lief zijn en goed en trouw,
Daarom wil Sienie ook wel worden, voor zo’n man een goede vrouw.
Dedemsvaart, 14 oktober 1947. Harm Siegers, Bonne Jansen
Loonsverhoging
Na een poos kreeg ik er ander werk bij: Eindcontroleuse aan de lopende band. Dat was hard werken. Soms stond er iemand met een klokje achter je om te kijken of je het werk nog sneller kon doen. Op een morgen moest ik bij de chef komen en die vertelde mij dat ik opslag kreeg: twee cent per uur. Alsof je een emmer leeg gooit! Ik mocht dat niet aan de andere meisjes vertellen. Tot zijn grote verbazing zei ik: “Of iedereen van mijn afdeling krijgt een loonsverhoging of geen één.” U zult begrijpen dat ik later nooit rijk ben geworden.
Aan het werk bij “Delana”. Linksvoor zit Jennie Drogt, daarachter Sieni Bakker.
De fabriek
In die tijd bestond onze fabriek uit een soort hal met een dak van golfplaten. Als het in de zomermaanden erg warm was moest de brandweer komen om het dak nat te spuiten. In de jaren vijftig werd de hal te klein en werd er een nieuwe fabriek gebouwd met daarbij een kantine. @Delana@ betekende veel voor Dedemsvaart en omgeving. Het bedrijf groeide in enkele jaren uit van zestig tot een paar honderd werknemers/werkneemsters.
Inmiddels was het personeelsbestand behoorlijk uitgebreid. Overal kwamen ze vandaan. Op een gegeven moment liep er een speciale “Delanabus” via Slagharen, De Krim, Elim en Nieuwlande naar Coevorden. Uit Dalerpeel kwamen vijf zusjes. Dit gezin woonde in die tijd nog in een plaggenhut. Onvoorstelbaar!
Per jaar kregen we één week vakantie. Snipperdagen kenden we nog niet en op zaterdagmorgen moest er gewoon gewerkt worden. Soms werd er wat langer gewerkt, bijvoorbeeld tot ‘s avonds zeven uur. Het daarmee verdiende extra geld mochten we zelf houden. Het “normale” loon werd afgegeven aan je ouders.
Er werd een Personeelsvereniging opgericht, die gezellige avonden organiseerde. Ook ging we samen op reis. Zo maakten we er met z’n allen een leuke tijd van.
Tot slot
Aan het eind van mijn verhaal nog het volgende:
De eerste Rozenkoningin van “Moerheim” was Hillie Wierbos, die ook bij “Delana” werkte. Op een mooie zomeravond reed ze in een prachtig versierde koets met twee hofdames door Dedemsvaart. Wat waren we allemaal trots op “ons fabrieksmeisje!”
Met veel plezier heb ik tien jaar bij “Delana” gewerkt en er bovendien veel geleerd. Veel heb ik in mijn latere leven gehad aan de mensenkennis en de ervaringen in de omgang met mensen, die ik er heb opgedaan.
Sieni Supheert-Bakker