Ga naar de inhoud

De klanten van de grutter. 7

Najaar

Dag Herman,

Dit is geen opgewekt verhaal, Herman. Een vrouw met veel zorgen. Lees het toch maar. In het najaar van 1932 of 1933 bracht ik op een winderige namiddag de wekelijkse boodschappen naar de weduwe Pannekoek. Het zal wel in het najaar zijn geweest, denk ik, in aanmerking genomen een bijzondere belevenis, die ik daarvóór bij dergelijke bezoeken van de weduwe nog niet meegemaakt had. Vrouw Pannekoek was boerin op een diep in het achterland gelegen bedrijf, waar zij het werk kon overlaten aan een stuk of wat ongetrouwde zoons. Eén daarvan was een zonderling. Dat was Klaas. “Hij had ze niet allemaal op een rijtje”, zei men. Klaas was een stevige kerel van een jaar of dertig, met diepliggende, starende ogen. Hij deed niet mee aan het boerenwerk. Meestal liep hij op zijn dooie gemak om het huis heen. Zonder ophouden. Wat heeft die man een rondjes gemaakt op dat erf! Ontelbaar. Dat ging al jaren zo. Maar op die bewuste middag ging het allemaal anders. Toen ik met mijn boodschappenmandje op het huis toeliep stond Klaas rustig voor de bijkeukendeur. Alsof hij op mij wachtte. Ik stak mijn hand uit naar de deurkruk, maar Klaas zette zich breeduit -in postuur- en ik kon er niet bijkomen. “Ga eens opzij’ Klaas” zei ik, “Ik moet naar binnen”. Maar Klaas zei niets. Dat deed  hij trouwens nooit. En hij ging geen centimeter opzij. Weer deed ik een greep naar de deurkruk en andermaal bleef het bij een poging. Klaas belette mij de toegang. Dat was duidelijk. Maar ik begreep zijn bedoeling niet. Wat wilde hij eigenlijk? Daar kwam ik natuurlijk niet achter zolang Klaas zijn mond hield. En dat deed hij. Ook van zijn starende blijk werd ik niet wijzer.

Toch moest ik naar binnen. Nu beproefde ik het op een andere manier. Ik probeerde hem opzij te duwen. Maar Klaas bleef onverzettelijk, in de dubbele betekenis van het woord. Op dit punt aangekomen, waarop spierkracht en overredingskracht jammerlijk faalden, moesten andere middelen worden aangewend. Nu werd het een zaak van “wie niet sterk is moet slim zijn”. Ik voeg daar nog aan toe: “en wie niet slim is moet geluk hebben”. En geluk had ik, want toevallig viel mijn oog op een stukje chocola, dat daar tussen de boodschappen lag en dat cadeau gegeven werd aan de klant bij de wekelijkse boodschappen. Een stukje chocola van drie cent. Ik begreep het meteen. Dát was de sleutel. Als Klaas daar niet voor zou zwichten, dan wist ik liet niet meer. Ik toonde hem de versnapering en terstond ging Klaas door de knieën. Hij stak het reepje in zijn zak en maakte meteen de ingang vrij. Door de bijkeuken stapte ik de grote woonkamer-keuken binnen, op de voet gevolgd door Klaas.

Vrouw Pannekoek had de koffie klaar en oudergewoonte werd voor mij onmiddellijk ingeschonken. Ze zag er weer bedrukt uit, vrouw Pannekoek. Altijd hetzelfde. Altijd dat vermoeide gezicht en die zorgelijk kijkende ogen. Zij scheen nooit een vrolijk moment te kennen. Bovendien had ze nog maar één grote gele tand in haar (overigens geheel tandeloze) mond. Ik vertelde haar dat ik de chocola aan Klaas had gegeven, maar dat ik direct ook een stukje voor haar zou brengen. Dat was, niet nodig, zei ze. Ik moest de volgende week maar een stukje extra meenemen. Verder keuvelden we nog een poosje over koetjes en kalfjes.

Al die tijd scharrelde Klaas achter onze stoelen rond door de kamer. Ook nu weer gedroeg hij zich anders dan anders. Gewoonlijk bleef hij buiten, of hij zat stil op zijn stoel in een hoekje. Nu kende hij echter geen rust. Hij bleef door de kamer schuifelen, drukte alle deurtjes van de aanrechtkastjes eens extra goed dicht en stevende met een katachtig sprongetje af op het volgende project. De kopjeskast. Ook van deze kast werd de deur goed aangedrukt. Daarna werd een soort kabinet onderhanden genomen. Met belde handen tegelijk drukte hij krachtig op de dubbele deuren. Toen keerde hij zich om en bleef wijdbeens voor de kast staan. Onbeweeglijk. Als een plichtsgetrouwe schildwacht.

Ogenschijnlijk lette vrouw Pannekoek helemaal niet op haar zoon, maar toch kreeg ik de indruk dat ze steeds heel goed wist wat hij aan het doen was. Ze had natuurlijk veel ervaring in zulke zaken. Het was al zo vaak najaar geweest. Ze kende de symptomen als de herfst eenmaal had toegeslagen. Best mogelijk dat ze in dit jaargetijde toch meer aandacht aan de jongen moest schenken dan anders het geval was. Haar gelaat zal er zeker door getekend zijn in de loop der jaren. Die voortdurende zorg. Ze stond ermee op en ging ermee naar bed. Loslaten deed het haar nooit. Toen ik even later weer op de fiets zat om de volgende klant te bevoorraden was ik de hele geschiedenis van daarnet alweer helemaal vergeten.

Je ziet het Herman. Wat je met een stukje chocola al niet kunt doen hè. Ben jij er ook zo gek op? Nou ik wel. Zeker weten! Tot ziens!

Groeten van Opa.

Amsterdam, augustus 1991.

De speculaaspop

Hallo Herman,

Het was een trieste, winterse dag, vlak voor sinterklaas. Enkele nachten had het licht gevroren en nu dooide het weer. Een miezerige regen en af en toe wat natte sneeuw. De zandwegen waren glad, vies en glibberig. Dat is te begrijpen. Een dunne bovenlaag was vloeibaar geworden. Ik fietste op die naargeestige middag over het smalle fietspad van de zandweg. Rechts een sloot met dunne schilfertjes op het water, links een paar verraderlijke karrensporen. En in de mand op de bagagedrager, boven op de andere boodschappen, een prachtige speculaaspop. Het was een grote pop. En duur. Wel vijf en zeventig cent. Die pop moest naar boer Leegstra. Leegstra was een “grote” boer en grote boeren houden van grote poppen. Hoe dan ook, groot of klein, iedereen wil met sinterklaas wel wat te knabbelen hebben. Ik zou daar voor zorgen. De baas had me opgedragen goed op de pop te passen. Hij mocht niet breken. Want Leegstra was een goede klant. Die mocht niet teleurgesteld worden. Een hele opgave onder de huidige, barre omstandigheden. Ik was nog maar dertien en de verantwoordelijkheid drukte me zwaar. Zo fietste ik dan over het smalle, gladde fietspad met alle vaardigheid die ik inmiddels in het vak had opgedaan. M’n korte grijze winkeljasje flodderde mij om de ribben in de gure noordwestenwind. Het potlood achter m’n rechteroor kon slechts met veel moeite op z’n plaats worden gehouden. De rechterhand moest geregeld bijspringen.

Boerderij “de inzet -1935”. Eén van de eerste (of misschien wel de eerste?) boerderijen
in het pas ontgonnen Westerhuizingerveld.

Alles ging prima, dankzij mijn bedrevenheid en goede conditie. Dat mag ik gerust zeggen. Bijna was ik er bij gaan fluiten. Toen gebeurde het onvermijdelijke. Het voorwiel gleed weg in een onzichtbaar geultje en ik smakte met fiets en al in de modder tussen de karrensporen. Nog een geluk dat ik niet de andere kant op was gevallen. Maar ik zag er natuurlijk wel uit als een varken, dat net z’n bad in de modder had genomen. Toen ik overeind gekrabbeld was, moest ik eerst honderd meter lopen om de fiets ergens tegen een boom te kunnen zetten. Dat was nodig om orde op zaken te kunnen stellen.

Want de hele boel in de mand was natuurlijk door elkaar gebolderd. Maar de schade veel mee. Alleen de pop, de speculaaspop, daar was het droevig mee gesteld. In drie stukken gebroken. Ik kon wel janken! Enfin, toch maal weer voort. Even later trok ik bij boer Leegstra aan de bel. Het was een grote nieuwe boerderij en ze hadden een mooie koperen bel naast de voordeur. Dus trok ik aan de bel. Ik stond te trillen op m’n benen. Mevrouw Leegstra deed open. Een jonge vrouw, nog geen veertig. Ik zie dat gezicht nog voor me. Een zachtmoedig en vriendelijk gezicht. Bedeesd maakte ik mijn verontschuldigingen voor de gebroken speculaaspop. Ze schonk er weinig aandacht aan en stelde me direct volkomen op mijn gemak. De pop kapot? Dat was toch niet erg! Ze zouden ‘m evengoed lekker oppeuzelen. Hij kon toch niet heel blijven? Nou dan!

Als ik me dat vriendelijke gezicht voor de geest haal, zou ik die wijze en aardige vrouw nu nog in het zonnetje willen zetten. Helaas gaat dat niet meer. Er zijn echter op dit moment nog genoeg vrouwen die een zelfde behandeling verdienen. Schroomvalligheid is dan geen deugd meer.

Over een paar maanden is het weer zover, Herman. Dan staat ook voor jou de speculaaspop weer klaar. Of geloof je niet meer in Sinterklaas? Nou, ik wel hoor! Op 5 december wel.

Groeten van Opa.          
Amsterdam, september 1991.

Naschrift

Mevrouw Leegstra is in werkelijkheid mevr. Leenstra. De boerderij stond op de Luttenoeverweg 1.

De familie Wieten woont nu op de boerderij, die, denk ik, de eerste was in het pas ontgonnen Westerhuizingerveld.

Jan Nijensikkens

error: Inhoud is beveiligd! ©HVAvereest