Voorgeschiedenis
De eerste markt in de gemeente Avereest werd in het jaar 1835 gehouden bij de herberg van M.I. Kruizinga in Balkbrug. Op dat moment behoorde de zich geleidelijk uitbreidende veenkolonie Dedemsvaart nog niet tot de toen kleine gemeente Avereest. Deze veenkolonie lag grotendeels op het grondgebied van de gemeenten Ambt Ommen en Ambt Hardenberg. Van deze beide gemeenten is niet bekend dat ze een markt te Dedemsvaart hebben gestimuleerd dan wel opgericht.
De economische ontwikkeling van Dedemsvaart maakte een eigen gemeente zinvol, en zo ontstond in 1837 de vergrote gemeente Avereest. Er was al spoedig behoefte aan een markt in Dedemsvaart, want op de ontgonnen gronden kwam de landbouw tot bloei. Het gemeentebestuur van Avereest vergaderde in 1839 over een te houden markt. Naast een aantal jaarmarkten moest er ook een weekmarkt komen. De jaarmarkten waren vooral bedoeld als veemarkt. In het begin werden er vier jaarmarkten gehouden. De jaarmarkten waren verspreid door het jaar gepland. De gemeente moest hiervoor toestemming verkrijgen, want men moest rekening houden met de jaarmarkten in de omliggende gemeenten. De weekmarkten waren vooral warenmarkten met kramerijen. Ook werden producten van en voor de landbouw verhandeld en waarschijnlijk ook pluimvee en kleinvee.
Markt in Dedemsvaart.
De eerste weekmarkt te Dedemsvaart werd gehouden op woensdag 5 augustus 1840. Opvallend is dat de Dedemsvaartse weekmarkt ook nu nog altijd op woensdagen wordt gehouden. Voor het houden van de markt in Dedemsvaart werd een stuk grond aangeboden door de heren Frederik Boterman en Jan Mulder. Het was een stuk ontveende braakliggende grond naast het door Jan Mulder gebouwde hotel, later hotel Westerhuis, huidige locatie: antiekzaak “De Postkoets” op de hoek van de Markt en de Hoofdvaart. Jan Mulder had in 1832 ook al grond geschonken, samen met de heer Baron de Vos van Steenwijk, voor de bouw van de Nederlands Hervormde kerk die in 1834 in gebruik genomen is. De kerk lag aan de Vaart ten westen van Jan Mulder; de markt lag aan de vaart ten oosten van zijn hotel. De te verwachten bedrijvigheid van de markt zal zeker een rol hebben gespeeld bij het beschikbaar stellen van grond pal naast zijn hotel. Intussen had ook de wed. Steenbergen naast haar hotel, ook aan de vaart gelegen, grond aangeboden voor het houden van de markt. De bedrijvigheid van jaar- en weekmarkten zal haar wellicht ook hebben aangesproken. De huidige locatie van hotel Steenbergen is de meubelzaak van de firma Varwijk. De gemeente bleek de voorkeur te geven aan het aanbod van de heren F. Boterman en J. Mulder.
De grootte van de markt, in het begin een smalle strook grond, was een halve rijnlandse morgen (0,43 ha.). Vooraan de vaart had de markt een breedte van 30 el, achteraan 40 el, de lengte was 120 meter. Daar na de vervening de grond braak was blijven liggen moest de markt eerst worden opgehoogd. Aan de achterzijde van de markt begon een wijk, later marktwijk geheten, die uitmondde in de Kruizinga’s of Langewijk. Ten dienste van de markt was er vrij gebruik van deze wijk. J. Mulder had het westelijk gedeelte van de markt in eigendom, F. Boterman het oostelijk gedeelte. Later heeft de gemeente de beide markthelften aangekocht van de erfgenamen Mulder en Boterman. In 1859 werd op de markt een gedenknaald geplaatst ter ere van de stichter van de Dedemsvaart, W.J. Baron van Dedem. In 1878 is de eerste bestrating aangebracht. Een jaar eerder was het postkantoor gebouwd, waarbij de gedenknaald werd verplaatst naar de huidige plaats.
Tegen het eind van de negentiende eeuw kwam de bebouwing rond het marktplein tot stand. Eerst voornamelijk aan de oostzijde, en rond en na de eeuwwisseling ook aan de westzijde. Behalve het logement van Rijkers, later de meubelzaak van Rijkers, werd in 1886 de Synagoge gebouwd en ook vestigden zich aan de oostzijde twee joodse slagers, nl. Van Buren en Philipson. Ook voor hen was de markt een aantrekkelijke vestigingsplaats. Ten behoeve van de veehandel werd een aantal rijen ijzeren stangen geplaatst. Deze stangen waren nog tot in de jaren vijftig van deze eeuw aanwezig. Bij het verdwijnen van de veemarkt zijn ze opgeruimd, de bomengroep achter het voormalige postkantoor doet nog aan de plaats van de veemarkt herinneren.
In de beginjaren, vanaf 1840, konden de boeren vanuit Ambt Ommen kosteloos met de marktschuit mee door de wijk tegenover Veningen (Ommerkanaal); voor de terugreis werd om 12 uur het vertrek van de retourschuit op de markt aangekondigd met hoornsignaal van een jagershoorn. Sinds 1858 was er een marktmeester die de marktgelden moest innen van kramen en tenten. Aanvankelijk werd de gemeenteontvanger daarmee belast, later werd de functie van marktmeester verpacht. Overigens werd in het begin geen marktgeld geheven voor vee en voortbrengselen van veeteelt en landbouw. Vanaf 1867 moest voor vee toch marktgeld worden betaald. Tarief bijv. een paard f 0,10; een rund f 0,10; een lam f 0,01. Het tarief voor een kraam was f 0,15 per meter, en voor een ongedekte kraam f 0,10 per meter.
De botermarkt
Om de aanvoer van landbouwproducten en boter naar de markt in Dedemsvaart te bevorderen werd in 1887 het initiatief genomen tot oprichting van een veemarkt waarop ook producten van landbouw, vee en boter zouden worden verhandeld. Opvallend is dat het initiatief uitging van de Kamer van Koophandel en Fabrieken in de gemeente Avereest. In oktober 1886 werd het plan besproken met belangstellenden. Het doel was alle vroegere weekmarkten/warenmarkten en jaarmarkten te vervangen door een gewone weekmarkt waar ook paarden, rund- en ander vee, granen, boter en voorts allerlei handelsartikelen aangevoerd zouden mogen worden. Een van de doelen was dus boter te verhandelen. Velen werd in 1886 gevraagd mee te doen en in te tekenen bij de Kamer van Koophandel op een lijst:
“Ondergetekenden verbinden zich jegens de Kamer van Koophandel bij te dragen in de uitgaven om het plan ter bevordering van de opkomst ener weekmarkt te Dedemsvaart uit te voeren”.
Er waren 82 intekenaren.
In mei 1887 is de Kamer van Koophandel er nog niet in geslaagd tot het verkrijgen van een zakelijk advies omtrent de op te richten botermarkt. Men stelde voor te wachten daar een week later de landbouwvereniging een vergadering zou houden. De mening van deze vereniging zou dan kunnen worden vernomen.
In Juli 1887 komt de toestemming van de Gedeputeerde Staten van Overijssel voor de aangevraagde weekmarkten te Dedemsvaart. De Kamer van Koophandel vergaderde over de locatie voor de botermarkt en vond de gehele markt geschikt, wel moest er een voorziening komen voor de aan te voeren boter, een boterstandplaats. De beste plaats werd geacht onder de bomen aan de oostzijde van de markt, maar anderen vonden die plaats ongeschikt en achtten een plaats meer achteraan de markt beter.
In december 1887 werd door de heer Alteveer van de Kamer van Koophandel gevraagd naar maatregelen ter bevordering van de botermarkt. Overigens kwam ook de reiskostenvergoeding van boterhandelaren van elders naar de markt in Dedemsvaart aan de orde. Men besloot in 1888 een advertentie in de Zwolsche Courant te plaatsen inzake premies voor de grootste boteraankoop.
Aanmoedigingspremies?
De beloningen van 1 maart 1888 tot 1 februari 1889 waren fl100,-; fl75,- en fl50,-. De beloning voor de hoogste aanvoer van eigengemaakte natuurboter was f 20,-. Het was duidelijk dat de Kamer van Koophandel de plaatselijke boterhandel hiermee wilde stimuleren. Het is niet onwaarschijnlijk dat men de aanzuigende werking van de botermarkten van elders, bijv. Zwolle en Meppel, wilde tegengaan. In 1884 was er in Zwolle een overdekte botermarkt opgericht, mogelijk heeft een dergelijke voorziening de Kamer van Koophandel in Dedemsvaart ook voor ogen gestaan. Op de lijst met intekenaren van oktober 1886 valt op dat van de drie hoogste intekenaars met ieder 10 aandelen er twee voordeel bij de Dedemsvaartse markt en zeker ook bij de botermarkt zouden hebben, nl. de in 1886 opgerichte Dedemsvaartse Stoomtram Maatschappij D.S.M., directeur was de heer A. Plomp, en de heer A. Keuken van het aan de markt gelegen Hotel Keuken.
Voor zover bekend is het van de oprichting van een boterhal in Dedemsvaart niet gekomen. In 1891 is er nog steeds geld in kas van de een paar jaar eerder gestorte bijdragen aan de Kamer van Koophandel. Van de aandelen was f 0,78 per aandeel bestemd voor de botermarkt. Vanaf juli 1890 is dat niet meer voor dat doel, de botermarkt, gebruikt en konden zij die daar de voorkeur aan gaven over de voorheen door hen gestorte aandelen die f 0,78 terug ontvangen, of laten storten in de kas van de landbouwvereniging. De Kamer van Koophandel is in 1891 met botermarktactiviteiten gestopt. De toekomst van de boter lag niet in de lokale botermarkt zoals spoedig ook in de gemeente Avereest zou blijken, maar in fabrieksmatige bereiding.
De oprichting van zuivelfabrieken in de regio volgde, zoals: Rogat-De Wijk 1891; roomboterfabriek “De Eendracht” Vroomshoop 1899; “Op Hoop van Zegen” Dedemsvaart Sluis VI 1900; zuivelfabriek “Balkbrug” 1908; de Ontromer in Drogteropslagen 1910; boterfabriek van Fritzlin (ook wel Fritseling genoemd) in Lutten. Coster noemt in “Geschiedenis van de OLM” in de gemeente Avereest in 1903 nog drie boterfabrieken nl. Oud Avereest (handmatige bereiding); Sluis-V (handmatige bereiding); en Den Oosterhuis.
De Markt, gezien vanaf de toren van de NH Kerk, omstreeks 1920.
Het einde van de botermarkt
Met de komst van de grotere zuivelfabrieken te Dedemsvaart Sluis-VI in 1900 en te Balkbrug in 1908 werd door de boeren in de omgeving steeds meer melk aan de fabriek geleverd en werd er steeds minder zelf gekarnd. Het verhandelen van boter op de markt hoefde niet meer, en met de botermarkt was het toen gedaan. Overigens zal de opkomst van de margarine (sinds 1869) ook wel hebben bijgedragen aan het verdwijnen van de botermarkten.
De eierhal
Het is niet duidelijk of er met de oprichting van de botermarkt een boterhal is gekomen. Wel is er aan de markt een overdekte eierhal geweest. Deze overdekte hal, een afdak met gietijzeren palen, stond aan de oostzijde van de markt, op de hoek van de markt en de marktstraat. Voor de eierhandel werden er in de hal kramen geplaatst. Ten behoeve van de bouw van een hotel annex café en feest-/theaterzaal door de heer J. Kiewiet op deze hoek werd de eierhal verplaatst naar een andere locatie, n.]. achter het toenmalige politiebureau aan de westzijde van de markt. In het door Kiewiet gebouwde Hotel “Centraal” is nu, anno 1996, het reisbureau Globe gevestigd.
De eierhal heeft op de locatie aan de mr. Zacharias Tijllaan slechts kort gestaan: ze moest het veld ruimen voor de bouw van de ambachtsschool en het verenigingsgebouw van het Rode Kruis, afd. Avereest. Evenals het voormalige politiebureau zijn deze beide bouwwerken intussen ook alweer afgebroken. Thans vind men daar het postkantoor, een administratiekantoor en woningen.
De eierhandel heeft nog een aantal jaren voortbestaan in de grote schuur achter de winkel van de fa. A. Hoogeveen “De zaak aan de markt”. De lokale Dedemsvaanse eiermarkt is in de vijftiger jaren opgehouden te bestaan.
De Markt, met iets rechts van het midden van deze foto, hotel “Centraal”.
Tenslotte
In Dedemsvaart zal men anno 1996 op de woensdagse warenmarkt tevergeefs zoeken naar sporen van de vroegere botermarkt of eierhal. De markthandel in boter en eieren heeft zich thans beperkt tot de sector van de particuliere consumptie.
H.D.J. Krikke
Bronnen:
– A. Piel, Feiten uit het verleden van Avereest
– Archief Kamer van Koophandel en Fabrieken in Avereest, Rijksarchief Overijssel
– J. Drent, Bijdrage tot de geschiedenis van Avereest, Dedemsvaart 1978
– G.H. Varwijk, Stap voor Stap langs de Dedemsvaart, Dedemsvaart 1983
– P.Makaske, De joodse gemeenschap van Avereest, Bunne 1992
– J. Bieleman, Geschiedenis van de landbouw in Nederland, Meppel-Amsterdam 1992
– W.A. Elberts, Historische wandelingen in en om Zwolle, Zwolle 1890, herdruk 1974
– W.de Boer, Drogteropslagen, toen en nu, Dedemsvaart 1993
– C.J. Bos, Vroomshoopse Geschiedenissen, Den Ham 1995
– W. Coster, Overijssel op het land, geschiedenis OLM, Zwolle 1996
– Dank aan W. Visscher, J. Gras en W. van Haeringen