Inleiding
Dit artikel gaat vooral over de Wisseling in het midden van de 19e eeuw. Het was een periode met veel activiteiten in de venen en in de veenkolonie aan de Dedemsvaart. Ook was het een tijd van veranderingen, o.a. doordat in die tijd de landbouw op de dalgronden in opkomst kwam. Dalgronden zijn ontgonnen en voor landbouw geschikt gemaakte, afgegraven veengronden.
De vaart van Van Dedem
Nadat baron Van Dedem in 1809 was begonnen met het graven van het kanaal de Dedemsvaart was dit in het jaar 1811 gereed gekomen tot De Pol. Vervolgens werden het Rak, de Langewijk en de Hoofdvaart gegraven. Voor de ontwatering van de venen was de Schotkampwijk gegraven. Deze verbond het kanaal de Dedemsvaart met de Reest. De Schotkampwijk kreeg later de naam Sponturfwijk.
In 1818 waren de verveningen in Dedemsvaart zodanig op gang gekomen dat er stenen huizen konden worden gebouwd. Het eerste stenen huis in Dedemsvaart was gebouwd aan de Hoofdvaart door de baronnen De Vos van Steenwijk. Zij waren familie van baron Van Dedem. De bewoner van dat eerste huis was Roelof Veningen. Een jaar later, in 1819, werden door Van Dedem de kalkovens gebouwd. Sinds die tijd kwamen ook de verveningen meer en meer op gang en ontstond er een flinke toename van de scheepvaart op het kanaal, vooral turfvaart. Na de verveningen ontstond er geleidelijk meer landbouw op de dalgrond van de afgegraven gebieden. Ook de landbouw op zich bracht weer toename van welvaart in de veenkolonie aan de Dedemsvaart.
Pakhuis Rijswijk, pakhuizen en schuren
De landbouw zorgde ook voor de bouw van pakhuizen.
Jhr. G.R.G. van Swinderen had in 1836 een herenhuis(huize “Moerheim”), aan de Hoofdvaart (Moerheimstraat) laten bouwen. Korte tijd later, in 1850, heeft hij een groot pakhuis laten bouwen vooraan op de Nieuwe Wijk. In het zelfde jaar heeft hij, om zijn pakhuis ”Rijswijk” te bereiken, ook gezorgd voor een draaibrug over de Hoofdvaart. De brug was gelegen over de Hoofdvaart, tussen de Kalkwijk (Julianastraat) en de Nieuwe Wijk. Deze brug uit 1850 was de eerste draaibrug. Voordien lagen er alleen maar vonders over de Hoofdvaart.
Huize “Rijswijk” omstreeks 1880.
Van Swinderen had grote veenderijen, maar was naast vervener ook in de landbouw actief. Omdat hij intussen grietman (hoofd van een gemeente) was geworden van Gaasterland, werd zijn pakhuis ”Rijswijk” genoemd, naar de plaats Rijs in Gaasterland. Later heeft hij zijn gronden verkocht aan de Maatschappij van Grondcrediet en het pakhuis ”Rijswijk” aan Egbert Zwiers (1825-1884). Deze woonde in een groot huis aan de Hoofdvaart (Moerheimstraat), op de locatie waar thans de piramidewoningen (De Maalderij) staan, schuin tegenover de Nieuwe Wijk.
Ondertussen waren er in die zelfde tijd nog meer grote pakhuizen en schuren gebouwd in Dedemsvaart. Zoals bijv. de zaadschuur ”Humosa” van Kerkhoven aan de Krommewijk. Deze schuur is in 1858 door Arend Berends van Kerkhoven overgenomen. Arend Berends heeft de naam ”Humosa” later aan zijn woning gegeven aan de Hoofdvaart (Moerheimstraat). Ook Berend Berends, die op huize ”Frisia State” woonde (de naam is pas later aan het huis gegeven), had in 1857 een grote schuur bij zijn woning gebouwd. Bij Sluis Vier had Jhr. mr. G.C. Junius van Hemert, eveneens in het jaar 1857, een grote houten tabaksschuur laten bouwen. Jhr. Junius van Hemert woonde op ”Dalvoorde”, hij was behalve vervener maar ook tabaksteler.
Dubbel pakhuis
Op de hoek van de Kalkwijk/Wisseling werd in 1830 een winkel/woonhuis gebouwd door W.J. baron Van Dedem. Winkelier werd Hendrik Lucas van der Vecht (1807-1871). Hendrik Lucas van der Vecht was getrouwd met Alberdina Bode, beiden waren afkomstig uit Hasselt. In het jaar 1832 kocht Roelof Veningen dit winkelpand. Na 15 jaar werd het pand uitgebreid vanwege de postactiviteiten van Van der Vecht. In 1860 heeft Van der Vecht het winkelpand gekocht. Naast dit hoekhuis staat het dubbel pakhuis.
Aanvankelijk stonden daar na de verveningen enige huisjes. In het eerste huis (westelijk van het hoekhuis) woonden in 1820 Andries Koehorst en Margrita Maria Reuvers met hun zeven kinderen. Koehorst was slachter van beroep. Het volgende huis was de woning van de veentaxateur Otto Verkerk. Hij kwam uit Utrecht en was getrouwd met Wilhelmina Elisabeth Mechteld Böllich Meurs, weduwe van ds. H.G. Meiling Amshoff, die drie kinderen had. Otto Verkerk overleed in 1839, de weduwe in 1844. Het jaar daarop betrok landmeter en taxateur Lucas Vlug deze woning. Hij was 33 jaar en getrouwd met Elisabeth Antonia Raadt. In het jaar 1847 vervingen Koehorst en Vlug, samen met hun buurman Berend Nijhuis, de twee bovengenoemde huisjes door een complex van een aantal woningen aan de Wisseling.
Situatie tekening van de panden van Van der Vecht in 1870. Links het dubbel pakhuis.
Tussen deze huizen en het hoekhuis had Hendrik Lucas van der Vecht nog een braak liggend stuk grond. Deze grond bleek geschikt voor de bouw van een pakhuis. Dit pakhuis zou Van der Vecht samen gaan bouwen met de verveners Egbert Zwiers en mr. Rudolph Albertus Kerkhoven. Zij wilden er niet alleen een flink pakhuis bouwen, maar ook zouden zij samen een groothandel opzetten en met een schip een geregelde vrachtdienst op Amsterdam verzorgen. Een schip hadden ze intussen al gekocht. Jan Drost uit Hasselt zou er de schipper op worden. Uiteindelijk trok Zwiers zich terug. Het is niet bekend waarom, maar mogelijk kwam het hem financieel niet goed uit. Van der Vecht en Kerkhoven bleven over. Zij bouwden aan de Wisseling in 1846 een groot dubbel pakhuis. Kerkhoven heeft later (wegens zijn vertrek uit Dedemsvaart in 1858) zijn aandeel verkocht aan Van der Vecht. Toen het met de geplande groothandel toch niet zo goed ging heeft men in het westelijk gedeelte van het pakhuis een drietal woningen ingericht. In het oostelijk gedeelte van het pakhuis had men een opslag voor hun winkel gemaakt. Na het overlijden van hun ouders hebben de vijf dochters van Van der Vecht de zaak voortgezet. Zij hebben in 1904 zowel hun winkelpand als het pakhuis verkocht. De winkel werd verkocht aan J. Alteveer, die daarvóór een winkel had op de hoek van de Langewijk en de Oude Zuidwolderstraat. Het oostelijke pakhuis werd verkocht aan H. Vos Hzn. (meubelmaker) en het westelijke pakhuis aan de Dedemsvaartse Coöperatieve Spaar- Hypotheek- en Voorschotbank, ook wel de bank van Peters genoemd; later was hier tevens de tuinbouwschool in gevestigd en zijn er muzieklessen in gegeven.
Dat men voor die tijd een degelijk pakhuis had gebouwd, blijkt uit het feit dat de muren van 1½ steens dikte waren. Het gebouw had een zolder met zware ronde balken met daar boven een dubbele niet beschoten kap. In de zuidoosthoek werd nog een flinke kelder gemaakt. De bestemming van het dubbel pakhuis is in de afgelopen jaren nogal eens gewijzigd. Thans anno 2003 bevindt zich in het linker gedeelte de zaak ”Far Out” en in het rechter deel een restaurant (Wisseling 3 en 5). Zie ook P. Makaske ”De Wisseling, noordzijde” in HVA 1989 nr. 1.
Wisseling
Het kanaal de Dedemsvaart bleek op een aantal plaatsen te smal voor het passeren van schepen. Op die plaatsen moest de vaart worden verbreed. Bij het punt, waar de Kalkwijk uitmondde in de Hoofdvaart, moesten de schepen, die naar de kalkovens voeren, een scherpe bocht maken. Als er daar dan ook nog schepen lagen afgemeerd bij het dubbele pakhuis, was de vaart eigenlijk te smal voor die scheepvaartbewegingen. Een verbreding van de Dedemsvaart daar ter plaatse kon niet uitblijven.
Op de voorgrond is de houten kade van de Wisseling duidelijk zichtbaar.
In de Zwolsche Courant van 1857 werd de noodzaak van de verbreding van het kanaal en de aanleg van een kade/legplaats (ligplaats) aan de Wisseling vermeld. In het geheel wilde men op drie plaatsen de vaart met een wisselplaats verbreden. De krant van 21 juli 1857 schreef het volgende: Dedemsvaart – In deze week heeft men een aanvang gemaakt met het aanleggen en graven van zoogenaamde wissel- of legplaatsen in de Dedemsvaart, het vaarwater wordt daardoor op eenige plaatsen, als o.a. voor het huis van den heer H.L. van der Vecht eenige voeten verbreed, waardoor als het ware eene haven wordt daargesteld, zeer tot gemak der schipperij, daar men vroeger bij de niet genoegzame breedte der vaart, elkander in den weg lag. Ongelukkig echter is voor een paar dagen de daargestelde dam doorgebroken en is het nog niet genoegzaam uitgegravene onder water geloopen, waardoor eene aanmerkelijke schade aan de aannemers is veroorzaakt. De aannemer was de eerder genoemde Egbert Zwiers.
Aan de noordzijde van de Wisseling werd over een lengte van 150m een ligplaats voor schepen aangelegd. Met een haven doelde de krant op een kade/loswal. De eigenaren van het pakhuis, mr. R.A. Kerkhoven en H.L. van der Vecht, zullen de aanleg van een haven(kade) ongetwijfeld als een gunstige ontwikkeling hebben gezien. Kerkhoven had een beurtschip op Amsterdam, het schip de ”Vrouwe Klazina”. Kerkhoven woonde in Dedemsvaart, maar was afkomstig uit Amsterdam. Zijn beurtschip op Amsterdam kon door de aanleg van de kade gemakkelijker worden gelost en geladen. Kerkhoven heeft echter in 1858 zijn Dedemsvaartse bezittingen van de hand gedaan en heeft zodoende nauwelijks profijt gehad van de verbrede Wisseling en de nieuwe kade. Overigens bleken Zwiers en Van der Vecht later in 1866 een beurtschip op Amsterdam te hebben. Wellicht hebben zij het beurtschip van Kerkhoven overgenomen. De kade van de Wisseling zal waarschijnlijk aanvankelijk van plaggen/zoden zijn gemaakt. In de 20e eeuw is de kade van de Wisseling van hout gemaakt. Later, pas in de zeventiger jaren van de vorige eeuw, is de nu bestaande stenen kademuur aangelegd. In 1903 beschrijft Texeira de Mattos in zijn boek de toenmalige breedte (9,5 à 10 m) van de Wisseling over een lengte van 150 m.
Deze kademuur van steen is in de zeventiger jaren aangelegd.
Tenslotte
In het midden van de 19e eeuw maakte de veenkolonie Dedemsvaart een sterke ontwikkeling door. Niet alleen in de verveningen, maar ook door de overgang van de vervening naar landbouw. Deze ontwikkeling had niet alleen een toename van de scheepvaart tot gevolg, maar ook de bouw van pakhuizen en de verbreding van de Wisseling en de aanleg van een kade.
Ignaat Simons
Henk Jan Krikke
Bronnen
– L.F.Texeira de Mattos; De Dedemsvaart. Zwolle 1903.
– J.Drent; Bijdrage tot de geschiedenis van de Gemeente Avereest. Dedemsvaart 1978.
– J.Drent; Oude panden aan de Wisseling. Uit: Dedemsvaartse Courant 30 aug.1975.
– P.Makaske; De Wisseling noordzijde. HVA 1989 nr 1.
– I.C.J.Simons; De Wisseling in den beginne. Manuscript 2003.
– G.H.Varwijk; De Dedemsvaart in de 20e eeuw. Dedemsvaart 1998.
– W.Visscher; Een wereld van turf. Gouda 2003.
– Zwolsche Courant jrg.1857.