Bruggen over de Reest (1)
De Reest kent 24 bruggen, waarvan er 15 in particulier eigendom zijn en 9 in handen van de gemeenten. Sommige van deze bruggen zijn niet meer dan vonders, smalle houten loopbruggetjes. Bron: Beheerplan Het Overijssels Landschap. Het is voor de bewoners van eeuwen geleden zo ongeveer spoorzoeken geweest om van de ene naar de andere streek of plaats te kunnen komen en dat gebeurde dan veelal te voet. Men volgde in grote lijnen de hoogten in het terrein. Zo liep er ook een noord-zuidroute via het huidige Balkbrug. De Reest was in zekere zin een barrière, maar die bleek meerdere ondiepten te tellen en die werden opgezocht om er door te kunnen waden. Meerdere doorgangen werden in de loop van de tijd beter begaanbaar gemaakt, door er een soort bodem van keien te leggen. Ik haal hier even de Balkbrugger G.W.Prins aan, die in het eerste nummer van 1993 van het kwartaalorgaan van de Historische Vereniging Avereest meerdere zaken in herinnering riep en daarbij ook de doorgangen in de Reest signaleerde. “Men kan nu nog zien hoe één en ander tot stand kwam. De greppels, de sloten, de zandweggetjes, de keienweggetjes in de Reest, je vindt ze zo terug in het landschap. In 1959, een heel droog jaar, kwamen die weggetjes goed zichtbaar boven water. Ze zijn drie meter breed, in zuiver wit zand gelegd, allemaal mooi met de vlakke kant naar boven, doorsnee 4 tot 5 centimeter, met fraaie bogen, goed in verband gelegd. Aan elke kei zit namelijk een vlakke kant”. De doorgangen door de Reest mogen de voorlopers van de bruggen en de vonders worden genoemd. Het werd overigens zeker niet zo, dat er een brug of vonder kwam waar ooit een doorwaadbare plaats was. Nu zijn ze er zeker niet meer. Mogelijk zijn enkele van die keiweggetjes nog in tact, in elk geval nog wel gedeeltelijk. Het mechanisch onderhoud heeft er namelijk voor gezorgd, dat hier en daar wat van die keien op de wal zijn gehaald. Dit hoorde ik van mensen die graag in de natuur verkeren en zodoende ook nogal eens bij de Reest komen en zich aanvankelijk afvroegen hoe die keien op die plaatsen kwamen en wat hun eventuele functie was geweest. Ook “bruggengek” (zoals hij zichzelf noemt) Roelof Veeningen,, die in 1988 in De Wheem in Oud-Avereest de tentoonstelling “Bruggen over de Reest” aan de hand van foto’s, kaarten en tekeningen verzorgde, staat in zijn expositiegids (kort) stil bij de tijd dat er nog geen bruggen waren en dat men, om aan de overkant te komen, de rivier moest doorwaden. “Een boomstam zal op de meeste plaatsen te kort zijn geweest om de beide oevers te verbinden. In de zomer was de rivier vaak niet veel dieper dan een halve meter en dus gemakkelijk doorwaadbaar, want de bodem bestond uit zand. Bovendien werden die doorwaadbare plaatsen versterkt met keien. Het is aannemelijk, dat er wegen naar die doorwaadbare plekken leidden en dat later, toen bruggen werden aangelegd, die bruggen op de plaats van de doorwaadbare plekken kwamen te liggen. De plaats werd mede bepaald of de toegangswegen goed begaanbaar waren. Volgens oud-bewoners zijn er nog een paar plekken, waar doorwaadbare plaatsen aanwijsbaar zijn, maar waar naderhand geen bruggen zijn gebouwd. Veel bruggen zijn gebouwd op plekken waar de boorden van het hoge land naar elkaar reikten, bijvoorbeeld Dickninge, Steenen Pijp, kerkvonder Oud-Avereest en ’t Bergje. Bij Meppel is de bebouwing bepalend geweest voor de plaats van de brug(gen)”. Jac.Is. van Ruisdael maakte ooit een schilderij van een doorwaadbare plaats.
Amateur-historicus Veeningen, die met nadruk stelde dat de expositie geen compleet beeld gaf van de geschiedenis van de bruggen, had meer dan één aanleiding om juist in 1988 een Reestbruggen-expositie te houden: de brug in de weg IJhorst-De Wijk werd vernieuwd en in september officiëel geopend, kort daarna n werd begonnen met het herstel van de Beugelenbrug (in de oude postweg via Halfweg en Dickninge), het jodenvonder in de buurtschap Den Oosterhuis naar Nolde zal worden hersteld op initiatief van de Historische Vereniging Avereest, het onderhoud en het herstel van de brug van Den Kaat naar Rabbinge was voortdurend in het nieuws, omdat niet duidelijk was wie voor de kosten op moest draaien en voorts was de spoorbrug bij Meppel veel in het nieuws. De NS wilde de brug vervangen door een duiker, vanwege de slechte staat van de huidige brug. Er rezen bezwaren, die verband hielden met de aantasting van het landschap, de beleving van het landschap en de mogelijkheid om de Reest stroomopwaarts te bevaren. Veeningen heeft inzake het herstel van het jodenvonder helaas te vroeg juichkreten laten horen, want het is nog steeds niet zo ver en het zal waarschijnlijk ook wel bij een wens blijven. In het tweede nummer van de 3e jaargang (1986) van het kwartaalorgaan van de Historische Vereniging meldde ik de lezers, dat het er steeds meer naar ging uitzien, dat het beoogde herstel een feit zou worden. De gemeente Zuidwolde had namelijk recent laten horen positief te staan tegenover het initiatief tot herstel. Er werd echter niet gerept over het door de HVA aangekaarte voetpad. Het Overijssels Landschap hield de bereidheid staande, maar noemde wel als voorwaarde, “dat een blijvende aanwezigheid van het voetpad geregeld moet zijn, opdat er ook weer gebruik van de vonder zal kunnen worden gemaakt”. De verwachting werd uitgesproken, dat de beide Landschappen (het Overijssels en het Drents) niet alleen voor de herstelkosten op zullen draaien. Ik sprak destijds de verwachting uit in het volgende orgaan te kunnen melden, dat het herstel was begonnen, dan wel aanstaande was. In dat nummer bleef het jodenvonder echter onbesproken, omdat er zodanige onvoorziene omstandigheden waren, dat er beter het zwijgen toe kon worden gedaan. Onder andere was de nodige grondverwerving binnen de ruilverkaveling Dedemsvaart-Noord nog niet geregeld. Het bleef stil tot het juni-nummer van de 8e jaargang (1991). Toen maakte ik melding van het feit (en het waarom er van) dat het herstel achterwege zou blijven. Ik laat dat artikel hier volgen: Het materiaal waarmee de oude jodenvonder over de Reest ten noorden van Dedemsvaart in oude luister had moeten werden hersteld, wordt door Het Overijssels Landschap voor andere doeleinden gebruikt. “Toch is nog niet definitief een streep door het herstel gehaald,” zegt reservaatsopzichter Gerrit van Middendorp. “Als het echt nodig is kan er wel op korte termijn het nodige hout en dergelijke beschikbaar komen”. Het betekent wel dat het herstel van de vroegere brug op een nog lager pitje is gezet dan het al stond. Tijdens de “reanimatie” van de Avereester VVV werd onder meer de komst van een fietsroute aangekondigd. Daarin zou mogelijk de jodenvonder worden opgenomen. De kansen zijn in werkelijkheid echter heel gering en mogelijk helemaal niet aanwezig. Het is namelijk hoogst twijfelachtig of de vroegere overgang van de Reest ten noorden van de buurtschap Den Oosterhuis ooit nog eens wordt herbouwd. “Uit cultureel-historisch oogpunt is het heel goed verdedigbaar, maar het moet natuurlijk wel functioneel zijn”, laten Dirk Brugman en Gerrit van Middendorp van Het Landschap horen. “Het kan gewoon niet een monument in het landschap worden, waar je niets mee kunt doen”. Het zou bijvoorbeeld onderdeel van een wandelroute moeten worden. Met name aan Drentse zijde zijn de kansen daartoe minimaal te noemen. De mogelijkheden van een fietsroute worden als “uitgesloten” bestempeld. De overgang over de Reest kreeg ooit de naam van jodenvonder, omdat het vroeger een schakel was in een noord-zuidroute met handelswaar. De provisorische brug werd veel gebruikt door joden, die hun handel aan huis probeerden te verkopen. Aanvankelijk lag er een balk. Daarop moet ooit een jood een misstap hebben gemaakt, waardoor hij in het water viel. Het water maakte daar een kolkende draaiing, wat de man noodlottig is geworden. Er werd een wat bredere overgang gemaakt, dat wil zeggen: wat breder en met leuningen. De route werd echter steeds minder gebruikt, omdat er elders wat betere verbindingen kwamen. De vonder raakte meer en meer in verval; veel meer dan restanten van de landhoofden zijn er inmiddels niet meer. Zo bleef de situatie tientallen jaren, totdat er een ruilverkaveling op Avereester grondgebied in uitvoering kwam. Pogingen om het herstel mee te nemen in de kosten van de verkaveling liepen op niets uit. Dat was een jaar of vijf geleden. De waterschappen Benoorden de Dedemsvaart in Staphorst en Riegmeer in Zuidwolde lieten toen desgevraagd horen geen bezwaar te hebben tegen herstel als daardoor de doorstroming niet werd belemmerd, maar er werd bij aangetekend dat het bruggetje wel een functie zou moeten hebben. Toegangsproblemen tot het restant van de vonder zijn er volgens Van Middendorp aan Avereester kant niet, zodat er wel een wandelroute is op te zetten. Veel problematischer ligt de zaak aan de Zuidwoldiger kant. De weg (al heeft die niet veel om het lijf) er naar toe is nog steeds openbaar, maar door de komst van de provinciale weg Raalte-Hoogeveen is er een breuk gekomen. Binnen de Zuidwoldiger raad wordt één keer per jaar een mogelijkheid van herstel van de jodenvonder aangekaart. Een grote meerderheid van de raad voelt daar echter niet voor, met het argument, dat het weinig zin heeft om een monument te creëren dat nauwelijks bereikbaar is. Volgens een woordvoerder van de gemeente Zuidwolde bestaat er eventueel wel de bereidheid om het weggedeelte tussen de Ommerweg en de provinciale weg op te laten knappen, ook al zijn er dan alleen maar (en dan nog in beperkte mate) agrarische belangen mee gediend. De oversteek over de provinciale weg is niet zonder gevaar en de vraag wie er voor de kosten opdraait is nog onbeantwoord. Tussen de provinciale weg en de jodenvonder is een wandelroute wel te realiseren, waarbij dan vooral moet worden gedacht aan situaties als in het zuiden van het land, waar wandelroutes ook niet met een pad zijn aangegeven, maar gewoon langs de kant van een perceel lopen. De woordvoerder van Zuidwolde zei geen mogelijkheden voor een fietsroute te zien, nog afgezien van de kosten die de aanleg van een pad in zo’n gebied vergen. Als er binnen de raad Zuidwolde over de jodenvonder wordt gepraat, wordt ook regelmatig de vraag gesteld hoe groot de behoefte is. En omdat op die vraag gewoon geen antwoord kan worden gegeven is aan het herstel geen enkele prioriteit toegekend. De Historische Vereniging Avereest (HVA) blijkt bij monde van voorzitter Barend Rooseboom uitermate teleurgesteld te zijn over de nagenoeg uitgesloten kans op herstel. Hij vindt dat het hoofd nog niet in de schoot mag worden gelegd, maar kan ook niet aangeven hoe groot de kansen op herstel van het monument zijn. De Zwolse Courant plaatste van mijn hand een artikel in bijna gelijke bewoordingen. Het is sindsdien stil gebleven, zodat dus wel het hoofd in de schoot lijkt te zijn gelegd. Over het waarom van een tentoonstelling over de bruggen over de Reest zei Veeningen onder meer, dat de geschiedenis interessant is. Vaak zijn er conflicten over het onderhoud geweest, maar anderzijds zijn er mensen buren door geworden. De bruggen functioneren ook als een uitkijkpost, daar waar het Reestdal niet vrij toegankelijk is. Maar bruggen kunnen ook een bedreiging zijn voor het landschap, omdat ze voor ontsluiting zorgen. Bruggen (en wegen) kunnen schade toebrengen aan flora en fauna. Voorts zijn bruggen vaak een oriëntatiepunt. Volgens Veeningen ontleent het Reestdal zijn waardering ook aan de bruggetjes, zeker als er een geschiedenis aan vast zit. Veeningen oordeelde dat het maar ten dele waar is dat de Reest nog redelijk ongeschonden is. Vanaf ’t Bergje in oostelijke richting is de rivier vergraven en gekanaliseerd. “Bij de buurtschap De Tippe is het echt afgelopen met de Reest”, schreef hij in de expositiegids. Maar ook: “Pas voorbij Vaders Erf is de rivier permanent watervoerend. Daar viel de Reest pas droog in de zomer van 1959. Maar in 1958 stroomde het water nog over de brug heen”. Volgens Veeningen is er een verband tussen de waterhuishouding en de bruggenbouw. “Immers, zou de rivier maar smal zijn en altijd dezelfde afvoer hebben, dan zouden bovenstrooms meer duikers aangelegd zijn in plaats van bruggen. Zo is de brug bij ‘t Bergje al vervangen door een duiker. Ook het waterregime tussen de omgelegde Hoogeveensche Vaart en het Meppelerdiep is streng gereguleerd en was het lange tijd onduidelijk of dat gedeelte nog wel Reestwater afvoerde. Vandaar dat de NS dacht dat hun brug over de Reest wel vervangen kon worden door een duiker. Daar is veel verzet tegen gerezen”. Veeningen houdt het voor mogelijk dat in de loop van de tijd niet alle bruggen in kaarten zijn verwerkt. “Ook nu kennen mensen uit de streek lang niet alle bruggen”. Hij signaleerde voorts: “Was de Reest geen grensrivier geweest, dan was er zonder twijfel minder geschiedenis te schrijven over de bruggen”.
In elk geval drie bruggen, die op de kaarten van Pijnacker (1634) en Ten Have (1652) staan, zijn er nog en zijn dus zeer oud. Het betreft de brug tussen Hesselingen en Werkhorst, de brug in de Postweg (tussen Halfweg en Dicningen, thans Beugelenbrug geheten) en een brug tussen Den Cotten (Den Kaat) en Den Oosterhuysen (Den Oosterhuis): de Steenen Pijp. Corn.Joh.Kraaijenhof maakte in 1774 een kaart van het Reestgedeelte Meppel-De Wijk. Daarop staan een brug bij de (Eek)molen, een vonder tussen Werkhorst en Lankhorst, de Beugelbrugh, een draaivonder bij Dickninge en de brug IJhorst-De Wijk. De eerste topografische kaart, van 1851, vermeldt Weertbrug nabij de Eekmolen, Werkhorstbrug, Reggersbrug, Beugelenbrug, Haarsbrug, Kerkpadsbrug, Respelsche brug, naamloze brug Groot Oever-Bloemberg, naar de Pieperij (tegenover Karsies), kerkvonder naar Wildenberg, Ten Katen naar Rabbering, Steenen brug (pijp), jodenvonder (?), naar Schrapveen, de Geezenkamp, nabij de kleine Spijker, nabij Vaders Erf en Bijenberg (’t Bergje). Franse geografen maakten tussen 1811 en 1813 kaarten, die qua nauwkeurigheid en uitgebreidheid een enorme sprong voorwaarts betekenden. Die kaarten zijn overigens pas in 1970 ontdekt in het archief van de Servise Historique de l’Armee in het kasteel Vincennes in Parijs. Op die kaarten komen dertien bruggen voor en ontbreken Werkhorstbrug, Haarsbrug, Kerkepadsbrug, en de bruggen bij de kleine Spijker en bij “Vaders Erf”. Op een topografische kaart van 1988 staan liefst 33 bruggen over de Reest, waarbij het jodenvonder als nog in tact genoteerd staat. Bij ’t Bergje is de brug een duiker geworden; er is een houten weilandbrug in de Paardelanden, een houten/ijzeren brug Paardelanden-Noord Stegeren (Vaders Erf), een houten weilandbrug 30 meter ten westen van Vaders Erf, een houten weilandbrug 375 meter westelijk van Vaders Erf, een ijzeren weilandbrug 20 meter oostelijk van de Geezenkampsbrug, de betonnen/ijzeren Geezenkampsbrug in de Zuidwolderstraat, een houten brug Den Oosterhuis-Schrapveen (Vogelzang), een houten weilandbrug 10 meter westelijk van de koppelleiding Nolde, een houten weilandbrug uitloop Nolde, jodenvonder, betonnen brug of duiker provinciale weg Ommen-Zuidwolde, bakstenen/betonnen Steenen Brug in weg Balkbrug-Zuidwolde, ijzeren/houten brug Den Kaat-Rabbinge, houten/ijzeren brug Den Huizen-Rabbinge, houten brug tegenover openbare basisschool Oud-Avereest, houten kerkvonder, houten brug Den Westerhuis-Wildenberg, van de voormalige overgang tegenover Karsies is geen spoor meer te vinden, betonnen brug Luttenoever-Pieperij, betonnen/ijzeren brug Groot Oever-Bloemberg (in 1992 gerestaureerd), resten trambrug naast Bloembergerbrug, houten brug Heerenweg-Ende (De Stapel), resten van de oude Esphorsterbrug, betonnen/ijzeren Esphorsterbrug, houten kerkvonder bij hervormde kerk IJhorst, betonnen/houten brug IJhorst-De Wijk, resten houten kerkvonder/Haarsebrug, ijzeren/houten Beugelenbrug, houten weilandbrug Beugelen-Havixhorst, houten brug in fietspad langs verlegde Hoogeveense Vaart, houten Reggersbrug, betonnen/ijzeren brug in rijksweg Zwolle-Leeuwarden, stenen/ijzeren spoorbrug Zwolle-Meppel, betonnen Werkhorstbrug, houten fiets-voetgangersbrug en betonnen/ijzeren Weertbrug. In het kader van de ruilverkaveling verdween een houten weilandbrug tussen Vaders Erf en de Zuidwolderstraat, terwijl er op landgoed Dickninge drie bruggen zijn. Volgens Veeningen zou een aantal bruggen op de monumentenlijst moeten worden geplaatst. Hij vindt het ook noodzakelijk onderscheid te maken in bruggen en duikers. “Een brug heeft een doorgang die tenminste even breed is als de rivier. Bij een gemiddelde waterstand moet je met een roeibootje gewoon rechtop kunnen blijven zitten bij het passeren van een echte brug”. Hij schreef in de expositiegids, dat de expositie eigenlijk zou moeten eindigen met een boodschap, waarin de verzekering van de toekomst van de bruggen is vervat. “Een belangrijke verdienste van deze expositie zou zijn, dat de bruggen aandacht verdienen, dat ze niet zo maar worden weggehaald, dat ze niet zo maar vervangen worden door eenvoudige duikers. De rivier verdient zijn bruggen. De rivier wil geen stroppen om de nek. De rivier wil zijn bootjes. De rivier wil zijn eigen water. Misschien moet er een stichting tot behoud van de Reestbruggen komen, of simpelweg een kring van vrienden van de Reest en zijn bruggen”. Het nadere plaatsbepalen van Vaders Erf en de kleine Spijker was met het plegen van een paar telefoontjes een vrij snel bekeken zaak. De veronderstelling dat “Vaders Erf” wel eens de boerderij van J.H.M.Mensink in de Paardelanden (aan de noordkant van de Reest), kon zijn, was niet helemaal juist. Ik moest het iets zuidelijker zoeken, bij F. Linde in Noord Stegeren, aan de zuidkant van de Reest. De naam staat sinds 1960 op de boerderij en is gekozen omdat de boerderij met grond steeds van vader op zoon is gegaan, met Lefert Linde (de grootvader van Frits) als eerste. De brug bij “Vaders Erf” is in 1992 hersteld, voor gezamenlijke rekening van de gemeenten Avereest en Zuidwolde. Er vinden nu (in 1993) al weer verzakkingen plaats… Langs de boerderij “Vaders Erf” liep een zandpad in oostelijke richting, waar men (bij huize Schutte) met een plank over de Reest kon. Er passeerden nogal wat kinderen op weg naar school in Drogteropslagen. De veronderstelling, dat het natuurgebiedje direct ten zuiden van “Vaders Erf” Bijenberg zou heten wordt door Linde weersproken. Volgens hem heeft dat gebiedje geen naam en spreekt de volksmond van Reestgat. Bijenberg zou zijn, waar het huis van A. Kruidhof (de naam is op een schuur aangebracht) staat, aan de Drentse Wijk. Die plaats wordt wel terecht genoemd, maar bijvoorbeeld niet bij ’t Bergje, zoals Veeningen het aangaan. Iets ten westen van “Vaders Erf” (ook aan de Overijsselse kant) is in de tijd van het klooster in Ruinen en later bij Dickninge sprake geweest van een soort afrekencentrum.
Heeft er misschien een grootgrondbezitter gewoond? De boerderij van J.H. Knuver heet namelijk “Grote Spijker”, wat ook op de boerderij stond, die een aantal jaren geleden door brand werd verwoest. Spijker, spiker of spieker is een vroegere naam voor een eenvoudige voorraadschuur bij of een grote kelder ónder een hofboerderij. Schuur of kelder werden gebruikt om er de verschuldigde pacht en belasting in natura in op te slaan. Ik heb daar in nummer 3 van jaargang 3 (1986) van het kwartaalorgaan van de Historische Vereniging Avereest vrij uitvoerig bij stil gestaan, zonder overigens te weten dat zo dicht bij Dedemsvaart ook een spijker heeft gestaan. Naast de “Grote Spijker” heeft er in de directe omgeving ook een “Kleine Spijker” bestaan. Die naam staat op de boerderij van Knuvers buurman L. Poeste en is er door hem zelf opgezet, nadat die op oude kaarten van 1851, 1884 en 1932 (maar niet meer in 1932 aanwezig), was ontdekt. Bij Knuver lag een vonder over de Reest. De familie Poeste heeft in de directe omgeving van de boerderij geen overgang gekend. Er heeft wel een naamloze brug gelegen bij de boerderij van buurman H. Kort, maar die Vogelenzang (niet te verwarren met de Vogelzangswijk, die bij Moes in Schrapveen liep) heet, omdat er bewoners met die naam zijn geweest. De brug bij Kort had geen leuningen, maar was wel zo breed dat er met paard en wagen gepasseerd kon worden, hetgeen ook nodig was om bij de aan de andere kant van de Reest gelegen grond te kunnen komen. Die brug is in 1965 in westelijke richting verplaatst, op geringe afstand van de Geezenkampsbrug (in de Zuidwolderstraat). Deze ligt er inmiddels ook niet meer. Vanaf Kort heeft er heel vroeger een zandweg in noordelijke richting gelopen die onder meer langs de woning liep, waar nu de familie Deen in De Paardelanden woont.
Willem Wind