De Stenen pijp
Een aantal van onze lezers heeft wel eens gehoord van de brug over de Reest met de naam “De Stenen pijp”, ook wel genoemd “De Stienen piepe”. Het is de naam van de vroegere stenen brug over de Reest in de weg van Ommen via de Ommerschans naar Drenthe via Den Kaat. Soms wordt de locatie van de huidige brug ook nog wel zo aangeduid.
Over de rivier de Reest
Eeuwen geleden, toen er nog geen brug over de Reest was, moesten de mensen die over de Reest wilden, gebruik maken van een zgn. voorde, een doorwaadbare plaats. Een voorde was meestal alleen ‘s zomers passabel. Immers ‘s zomers was er maar weinig water in de Reest. Dat was in de winter wel anders, het waterpeil was nogal eens zo hoog dat de landerijen rond de Reest onder water kwamen te staan. Een brug bleek dus wenselijk. Eerst met het gereed komen van de Ommerschans in 1628, kwam de eerste brug over de Reest in de weg van de Ommerschans naar Drenthe. Het was dus nog in de tachtigjarige oorlog. Een brug over de Reest was noodzakelijk om de bevoorrading van de Ommerschans ook in de winter veilig te stellen, niet alleen vanuit Ommen maar ook vanuit Drenthe..
Vroegere houten brug over de Reest. (Pentekening Jacob Drent).
Brug van hout
De eerste brug in de weg van Ommen via de Ommerschans naar Drenthe over de Reest was van hout. De brug was gemaakt in 1628. Jaren later, in de Munsterse oorlog van 1672 (het rampjaar) toen de bisschop van Munster, Bommen Berend, onze contreien veroverde, viel ook de Ommerschans in zijn handen. Eigenlijk was dat zonder slag of stoot gegaan, want de bezetting van de schans was tevoren al gevlucht. De brug over de Reest bij Den Kaat zal daar natuurlijk ook onder hebben geleden. In ieder geval moesten er reparaties worden uitgevoerd of er moest een geheel nieuwe brug komen. Het werd een nieuwe brug, die overigens pas in 1680 gereed kwam.
De brug uit 1680 was ook van hout
Deze tweede brug uit 1680 was ook van hout. De bouwer was Roelof Thijs Mouwe uit Meppel. Roelof Thijs Mouwe was timmerman van beroep. Maar helaas was na ruim 40 jaren in 1724 deze houten brug ook weer aan reparatie toe. Tot 1728 is er over gesproken om weer een goede toegankelijke brug over de Reest te krijgen. De Overijsselse overheid was niet toeschietelijk wat financiën betreft. De helft van de kosten wilde men door Drenthe laten betalen. Het heeft nog tot 1758 geduurd voordat er weer een geheel nieuwe brug over de Reest kwam. Het werd een brug van steen.
De Stenen brug over de Reest
Op een aantal atlassen en kaarten komt de naam “Stenen brug” voor. Het is de naam van de brug over de Reest bij Den Kaat in de weg van Ommen via Nolde naar Zuidwolde. De naam “Stenen brug” spreekt voor zich. De brug was van steen. Toen deze brug werd gebouwd was genoemde weg nog een zandweg. Dat heeft geduurd tot in de negentiende eeuw, pas toen is de weg verhard. Op sommige andere kaarten komt de naam “Stenen Pijp” voor. Deze naam geeft de vorm van de brug aan. De brug bestond namelijk uit twee half rond gemetselde bogen. In het dialect: twee stienen piepen (nt. l).
Deze brug heeft 144 jaar bestaan, nl. van 1758 – 1902. De stenen brug van 1758 is gebouwd door de Zwolse aannemer Herman Hulscher. Hij had twee borgen en een opzichter.
Stenen brug over de Reest. Bouwtekening uit 1758.
De borgen waren mr. Herman Huber (Hubert), advocaat te Zwolle, en Gerrit Jan Hulscher. Opzichter was Jan Conrad Gosepoll. Het contract was ondertekend door de heer Adolf Julius Borchard van Huffel, hij was drost van Salland van 1746-1762 (overl. 1762) en woonde op de Kranenburg bij Zwolle, verder door J. Kijmmel namens Landschap Drenthe en door bovengenoemden Herman Hulscher, H. Huber, Gerrit Jan Hulscher en Jan Conrad Gosepoll.
Toen de brug gereed was, bleek er een financiële tegenvaller te zijn voor aannemer Hulscher. Hij had de brug te laag begroot en richtte in 1760 een verzoek aan het bestuur van Landschap Drenthe, de Ridderschap en Eigenerfden. Helaas, want op 18 maart 1760 luidde hun besluit:
“Ridderschap en Eigenerfden geven geen gehoor aan het verzoek van Herman Hulscher om hem financiële steun te geven, nu hij zoveel schade lijdt omdat hij tegen een te lage som aangenomen heeft een brug op de Overeest te bouwen.” Of het verzoek van Hulscher op één of andere manier toch nog resultaat heeft gehad blijkt niet. In 1761 is Hulscher overleden.
De brug van steen
De bovenkant van de brug was vanwege de twee bogen ruim een meter hoger dan de zandwegen aan beide zijden van de Reest. Dat betekende dat de weg aan beide kanten van de brug omhoog liep naar het wegdek op de brug. De beide brugbogen waren met paardeklinkers gemetseld (nt.2) en het wegdek en de rand van de brug bestonden uit Bentheimer steen. De brug had ijzeren leuningen, maar die waren later verdwenen.
Tapperij bij de brug
Aan de Overijsselse kant van “De Stenen pijp” heeft in de tweede helft van de negentiende eeuw een tapperij gestaan. Daarvoor was dat land begroeid met heide. De historieschrijver Albert Piel schrijft in zijn manuscript “Feiten uit het verleden van Avereest” dat er een herberg heeft gestaan nabij “De Stenen pijp”. Het betreft waarschijnlijk een huis met daarin een tapperij.
Het Jodenvonder.
De bewoners waren Frederik de Lange (1842-1917) en zijn vrouw Hendrikje van Goor. Frederik de Lange werd ook wel Frederik Emmelo genoemd (nt.3). Inwonend waren Jan Jans de Lange en Geertje Roelofs Strijker, de ouders van Frederik de Lange. In dat huis woonde ook nog Willem Jan Broekhuizen, belastingdeurwaarder, geboren in 1815 te Zwolle. Het huis werd door Albert Piel dus aangeduid als herberg, mogelijk mede door de hier genoemde inwoners. Frederik de Lange was tapper. Zo’n tapperij vlak bij de brug is voor passanten een goede gelegenheid om even te pauzeren als men nog een lange tocht voor de boeg heeft. Vooral voor kooplui, die van Balkbrug kwamen en op weg waren naar Drenthe, was dit een mooie eerste aanleg. De weg van Balkbrug naar Zuidwolde was destijds een zandweg, en velen moesten de afstand lopend afleggen. Het kon er soms “stevig” aan toegaan in de tapgelegenheid.
Vanaf de Stenen brug liep de weg eerst door Nolde en dan via Linde naar Zuidwolde. Er was geen tol tussen Nolde en Balkbrug, maar voor wie de brug met de tapperij wilde omzeilen, kon vanuit Nolde via een voetpad, het Jodenvonder over de Reest en via Den Oosterhuis naar Dedemsvaart.
Frederik de Lange was naast tapper ook huisslachter. Hij sleep zijn messen op de rand van de brug. De brugrand was van Bentheimer steen.
Tenslotte
De stenen pijp bestaat niet meer. Sinds 1903 ligt er een andere brug. De huidige brug over de Reest is ook van steen, daarnaast ligt ruim 40 jaren (omstreeks 1966) een brug in de autoweg N48, de weg van Ommen naar Hoogeveen. Overigens bestaat het huis met de voormalige tapperij ook niet meer. De naam “De Stenen pijp” siert nog wel een boerderij aan de weg naar Zuidwolde, in de gemeente De Wolden.
Henk Jan Krikke
Noten
1. In de in druk verschenen editie van de Encyclopedie van Drenthe (Assen 2003)
kan men onder de letter “N” onder de buurtschap Nolde lezen: dat daar aan de
Ommerweg twee steenfabrieken staan met de naam “De Steenen Pijp” en de
boerderij “Wolderhoeve”. Vraag: Staan daar echt steenfsbrieken?
2. Een paardeklinker is een harde klinker geschikt voor straatwegen. (van Dale)
3. Zijn grootvader Jan Egberts de Lange uit Havelte werd ook Jan Emmelo genoemd.
Zie ook: A. Piel; “Feiten uit het verleden van Avereest”, pag. 387.
Bronnen
– J. Drent; Bijdrage tot de geschiedenis van de gemeente Avereest. (D’vaart 1978)
– A. Piel; Feiten uit het verleden van Avereest. (zie pag. 1976)
– W. Wind; Bruggen over de Reest. HVA 1998/1
– J.W.T.M. Beekhuis-Snieders; Index op de resoluties van Ridderschap en
Eigenerfden 1740-1795. (Assen 1986) pag. 508
– N.W.H. Rijnhart; Genealogische gegevens van Avereest.
– W. Visscher; Een wereld van turf. (Gouda 200) pag. 290)