Naar aanleiding van de advertentie in de Meppeler Courant van 10 maart 1915 heb ik Albert Zanting , geboren 1920, op Den Wildenberg gevraagd naar de naam van de schaapherder, die toen is aangenomen. In het geboortejaar van Albert is de schaapskudde opgeheven. Dit in verband met de verkoop van het heideveld van Den Wildenberg, groot ongeveer 100 hectare. De prijs was destijds f 40,00 per hectare, dus het hele heidegebied bracht f 4.000,00 op. De familie Zanting heeft toen de schapen, ± 100 stuks, verkocht.
De schaapherder van Den Wildenberg had dus 100 schapen onder zijn hoede. De verdiensten waren niet hoog, maar kost en inwoning waren gratis en hij mocht 4 à 5 schapen mee laten grazen en de opbrengsten daarvan behouden. Ook breide hij sokken en andere kledingstukken.
De herders van de diverse heidevelden kwamen met de langzaam grazende kuddes, zo tegen de middag bij elkaar bij een steen. Op een kaart uit 1894 wordt deze steen aangegeven en ook nu is deze steen nog aanwezig. Het was een grenssteen. Op dit punt kwamen de heidevelden bij elkaar. We zien de volgende “velden” op de kaart: Het Nolderveld, Veld van de Pieperij, Drochterveld en Bazuinerveld. Vanaf deze steen zijn de diverse afscheidingen nog waar te nemen.
Al ruim honderd jaar woont er een familie Zanting op Den Wildenberg. Daarvoor woonde er de familie Takken.
Mijn grootmoeder (geboren 1875) diende, zoals men dat toen noemde, op Den Wildenberg. Als ze ’s morgens van de Haar (waar ze woonde) naar de boerderij liep, werd ze vaak teruggestuurd naar Balkbrug om petroleum op te halen. Op Den Wildenberg was dan weer een geval van miltvuur. De koeien werden op een bepaalde plek in een kuil geworpen, met petroleum overgoten en in brand gestoken. Later kwam er ongebluste kalk overheen en dan werd de kuil weer dichtgegooid.
De familie Takken is door miltvuur een groot deel van de veestapel kwijtgeraakt en heeft het financieel niet kunnen bolwerken op Den Wildenberg.
Er lag in de buurt van Den Wildenberg een (heel) grote steen in het heideveld. Op deze steen was te lezen: “Men zal zich verwonderen, als men mij ziet van onderen”.
De koppen werden bij elkaar gestoken en op een mooie winterdag zou men met man en macht proberen de steen ondersteboven te krijgen. Toen na heel veel moeite de steen op de andere kant lag, kon men, nadat het zand er afgeveegd was, het volgende lezen: “O wat ben ik blij, nu lig ik op mijn andere zij”.
Albert Zanting kan zich dit verhaal ook nog goed herinneren en ik heb het weer van mijn grootmoeder, dus…..
De grote heidevelden zijn verdwenen. Honderden jaren lagen ze er en werden gebruikt voor de schapenteelt, het afsteken van plaggen, voor ‘t maken van heidebezems en -boenders en voor ‘t plaatsen van bijenkorven.
Vooral in de jaren 30 zijn door ontginningen veel heidevelden verdwenen. Zo ook omdat er geen schapen meer op graasden en de heide overwoekerd werd door gras en boomgroei (vooral berken).
Jan Nijensikkens