(Een waar gebeurde geschiedenis. Om redenen van privacy zijn er verder geen namen genoemd).
Ze was oud, ziek en eenzaam. Als een schuw vogeltje zat ze in elkaar gedoken op een rood geverfde stoel met biezen zitting aan de grote ronde tafel in de keuken van het boerenhuisje. Als jongste uit een gezin van vijf kinderen – een nakomertje – bleef ze na haar lagere schooltijd, die ze met enige moeite volbracht had, op het boerderijtje om moeder in de huishouding en vader op het land te helpen. Haar oudere broers en zusters hadden allemaal gestudeerd, waren getrouwd en hadden goede betrekkingen in ”De grote stad”. Zij had geen studiehoofd en ze had ook nooit enige moeite gedaan om haar algemene ontwikkeling wat op te krikken. De oude notaris, die tot ver over de grenzen van zijn ambtsgebied een zekere faam genoot en bekend stond om zijn buitengewoon grote deskundig- en nauwkeurigheid, had destijds een contract ontworpen waarin onder andere vermeld stond, dat Hillechien tegen een zeer gering loon haar vader en moeder tot aan hun dood zou moeten verzorgen, waarna zij te zijner tijd het boerderijtje met verder toebehoren op haar naam zou krijgen. Haar broers en zusters, die van het bestaan van het contract op de hoogte waren, hadden het destijds allemaal best gevonden. Onze Hillechien heeft toch al zo weinig en ze kan het nog moeilijk genoeg krijgen met de oude mensen als ze ziek mochten worden. ”Wij gunnen haar graag in de toekomst het boerderijtje”, was hun gedachte geweest.
Vader en moeder waren nu al jaren dood en van haar broers en zusters was ook niemand meer in leven. Wel waren er een paar neven en nichten………. Hillechien voelde instinctmatig aan, dat ze niet meer zo lang zou leven. Vrienden had ze nooit gehad en de contacten met de buren waren ook minimaal. De enige, die haar af en toe eens opzocht, was één van de ouderlingen van de kerk waartoe zij behoorde. En nu wilde Hillechien haar testament laten opmaken. Via de bejaarde postbode, die met zijn meer dan 40 dienstjaren zo langzamerhand tegen zijn pensioen aanliep en in wie zij enig vertrouwen stelde, had ze aan de notaris laten vragen of hij eens langs wilde komen, omdat ze ”iets wilde regelen”.
Het grote moment was nu aangebroken. Het testament zou worden getekend, ”gepasseerd” zoals men dat in notariële kringen zo plechtig weet uit te drukken. De notaris met de beide getuigen waren present. Hillechien keek de beide getuigen enigszins wantrouwend aan. ”Wat mutten die beide keerl’s der bij meneer,” vroeg ze aan de notaris. ”Dat zijn de getuigen Hillechien. Er staat namelijk in de wet dat wanneer iemand een testament maakt, wij noemen dat ”een uiterste wil”, er twee getuigen bij moeten zijn. Die beide getuigen mogen geen familie van jou zijn.” ”Oh,” zei Hillechien en ze liet haar hoofd weer zakken. De getuigen gaven het oude vrouwtje een hand. ”Zeg mij nu maar eens met je eigen woorden, wat er precies in je testament moet staan,” zei de notaris. ”Alles mut naor de karke,” zei Hillechien resoluut. De notaris verschoot van kleur. ”Alles naar de kerk” dacht hij, ”Dat zal dan wel de nodige problemen opleveren met de neven en de nichten als Hillechien komt te overlijden.” De notaris, die goed met de familierelatie bekend was, dacht diep na. ”Weetje wel heel zeker, dat jij je gehele vermogen, dus alles wat jij bezit, aan de kerk wilt vermaken?” vroeg de weledelgestrenge. ”Ja”, antwoordde het vrouwtje, ”Dat weet ik heel zeker”.
”De kiender van mien breurs en zusters kiekt haost nooit meer naor mij umme, zelfs mien verjaordag hebt ze dit jaor weer vergeet’n”, zei ze op bittere toon. ”Ik hebbe van gien ien van allen wat e’ziene of e’heurd, zelfs nog gien ansichtkaartien. Ze kriegt niks van mij as ik der niet meer binne.” Hillechien was werkelijk heel beslist ten opzichte van haar laatste wil. De kerk zou alles moeten erven en haar neven en nichten konden wat haar betreft, op het dak gaan zitten. De notaris keek steeds bedenkelijker. ”Dus, je hebt er werkelijk heel goed over nagedacht, dat alles naar de kerk moet?” ”Ja meneer, ik ebbe der goed over nao e’dacht.” ”Nou, vooruit dan maar”, zei de notaris en hij begon, zoals hij altijd deed bij het voorlezen van een testament, met het oppoetsen van zijn brillenglazen, waarna hij op plechtige loon voorlas:
”Heden, de ………….. negentien honderd …….. verscheen voor mij, notaris ter standplaats …………., in tegenwoordigheid der beide nader te noemen getuigen: Mevrouw Hillechien zonder beroep, wonende te …………. volgens haar verklaring geboren te ………….. op………… ongehuwd en nimmer gehuwd geweest, die vooraf en buiten de tegenwoordigheid van de getuigen aan mij, notaris, haar uiterste wil zakelijk heeft opgegeven, naar welke opgaaf door mij een opstel is gereed gemaakt, dat ik in de navolgende duidelijke bewoordingen heb doen schrijven: ”Ik herroep alle vroeger door mij gemaakte uiterste wilsbeschikkingen. Ik benoem tot mijn enige en algehele erfgename de ……………Kerk, gevestigd te ………………” Enzovoort, enz.
De notaris keek Hillechien vragend aan. Als je er zo akkoord mee kunt gaan, moet je hier even je naam zetten. De notaris gaf haar een pen en het vrouwtje zette een beverige handtekening. ”Wil je ook, dat ik jou een afschrift stuur van het testament?” hernam de notaris. ”Nee”, zei Hillechien. ”Ie mut mij mar gien afschrift stuur’n, want dat wil ik liever niet in huus ebb’n. As ik ies naor ’t ziekenhuus mutte, dan gaot ze mij miskien stiekem in mien rommeltien loer’n en daor ebt ze niks mee neudig.”
”Goed”, zei de notaris. ”Als jij het testament nog eens wilt wijzigen, om wat voor reden dan ook, dan kan dat te allen tijde. Een testament is namelijk steeds herroepbaar. Bij je overlijden geldt je laatste testament.” Hillechien knikte en de notaris met zijn getuigen verlieten, na afscheid van haar genomen te hebben, het boerderijtje.
Op de terugweg naar kantoor was de notaris wat stiller dan normaal. Ongeveer een maand later stond de rouwadvertentie van Hillechien in de plaatselijke krant. Haar ”diepbedroefde” neven en nichten kondigden op huilerige toon het verscheiden van hun geliefde tante aan. Nog geen vierentwintig uur na het heengaan van Hillechien zaten er al een paar van haar neven met uitgestreken gezichten in de wachtkamer van het notariskantoor. De hebzucht straalde van hen af. Ze kwamen even informeren, of tante nog iets had geregeld ten aanzien van haar begrafenis. Dit bleek niet het geval te zijn. De notaris, die heel goed wist dat het er om begonnen was om de inhoud van het testament gewaar te worden, stelde voor, dat er na de begrafenis op zijn kantoor een familiebijeenkomst zou plaats vinden, waarbij dan het testament in aanwezigheid van alle neven en nichten zou worden geopend. Aldus geschiedde.
Hillechien kreeg een keurige begrafenis, waarna de neven en de nichten zich haastig en met een kleur van opwinding naar het notariskantoor spoedden. De notaris las de inhoud van het testament voor. Even was het stil in het kantoor. Men kon de spreekwoordelijke speld horen vallen. Toen stond één der nichten (uit Amsterdam) op en zei, dat ze namens de gehele familie sprak. Eerst bleef ze nog enigszins rustig, doch allengs begon ze steeds sneller en sneller te praten, om tenslotte te gaan krijsen. Een waterval van scheldwoorden aan het adres van tante zaliger overspoelde het notariskantoor. Woorden, die niet voor publicatie geschikt zijn en hier dus niet herhaald zullen worden. ”En ik heb dat mens drie jaar geleden op haar verjaardag nog bezocht. Ik had voor haar een mooie blouse gekocht in de opruiming bij ”De Bijenkorf”, voor een tientje.” De notaris bleef kalm en zei, dat hij niets aan de ontstane situatie kon veranderen. Tante Hillechien was ten tijde van het maken van haar testament volledig toerekeningsvatbaar en het testament was derhalve naar zijn juridische opvatting in geen enkel opzicht aanvechtbaar. ”Ik beschouw dus hiermede deze bijeenkomst als voor geëindigd en ik wens u allen een goede thuisreis,” zei de notaris op effen toon. Als geslagen honden verlieten de erfenisjagers het notariskantoor. Een ervaring rijker en een illusie armer.
Peter Makaske, amateur-historicus